DEN HAAG – Net als de stichting Eer en Herstelbetalingen Slachtoffers van slavernij in Suriname wil ook Joyce Sylvester, voorzitter van de staatscommissie tegen Discriminatie en Racisme, dat koning Willem-Alexander zijn excuses gaat aanbieden voor het slavernijverleden. Dat zei ze zondag in het NPO-programma Buitenhof.
Vrijdag bleek dat het kabinet van plan is om op 19 december excuses aan te bieden voor het Nederlandse slavernijverleden. Premier Mark Rutte zou dat doen in Nederland, en zeven andere ministers en staatssecretarissen in Suriname en Caribisch Nederland.
Die opzet vindt Sylvester op zich ‘niet zo gek, zei ze. Anderen hadden hier wel kritiek op. Het kabinet heeft officieel nog niets naar buiten gebracht over de excuses.
Curaçao
Maar op Curaçao bevestigde staatssecretaris Alexandra van Huffelen tijdens een vergadering met verschillende organisaties die zich bezighouden met het slavernijverleden dat er op 19 december excuses aangeboden gaat worden. Zij zei niets over wie dat doet en waar. Die datum is volgens hem gekozen omdat het kabinet dit voor het begin van het herdenkingsjaar 2023 wilde doen.
Sylvester vindt dat naast de premier en andere leden van het kabinet ook koning Willem-Alexander erbij betrokken moet worden. Ze wil dat hij op 1 juli volgend jaar, als de slavernij formeel én praktisch 150 jaar is afgeschaft, als “instituut” ook zijn excuses aanbiedt. “Ik denk dat dat heel veel verzoening zal brengen.” Daar is volgens Rutte voor 19 december niet voor gekozen, omdat de excuses nog te politiek controversieel zijn.
Eerder liet de stichting Eer en Herstelbetalingen Slachtoffers van slavernij in Suriname al weten graag te zien dat de koning op 1 juli 2023 “ten overstaan van de nazaten van de inheemse en Afrikaanse slachtoffers” excuses aanbiedt. “Suriname is namelijk de plaats geweest waar Nederland op de grootste schaal slavernij heeft bedreven.”
Rutte zei vrijdag dat het niet aan de koning is om excuses te maken. De vorst is een ‘symbool van de eenheid van het land’, redeneert Rutte. “Die wil je niet in het politieke debat trekken.”