Nieuws Curaçao

Nieuwe studie: kerk institutioneel betrokken bij slavernij

UTRECHT – Toen de eerste Zeeuwen en Hollanders met schepen de kusten van Afrika begonnen te verkennen, was ook de protestantse kerk er al vroeg bij. Tot nu toe was er echter niet veel aandacht naar de rol van de kerken bij de slavenhandel en het koloniale verleden. Deze week werd een eerste onderzoek gepresenteerd in de Utrechtse Domkerk. De NOS bericht erover.

De studie is het resultaat van een samenwerking tussen de Protestantse Theologische Universiteit, de Vrije Universiteit Amsterdam en de Universiteit van Curaçao. Uit de resultaten blijkt dat de rol van kerken bij de slavernij vooral ondersteunend was, zegt hoofddocent aan de VU Dienke Hondius.

“Al heel snel begonnen ze kerken te vestigen in alle koloniale gebieden langs de kusten. Fort Elmina, in het tegenwoordige Ghana, is al heel snel in gebruik genomen, en daar is toen ook een kerk gevestigd en die is er eeuwenlang gebleven.”

Fort Elmina werd in de 17de eeuw een centrum van de slavenhandel. Tienduizenden slaafgemaakten werden in de loop der jaren onder onmenselijke omstandigheden in het fort vastgehouden en naar Amerika verscheept. “Als je bedenkt dat daar al die eeuwen een dominee woonde, tussen de slaafgemaakten die daar verhandeld werden, dan kun je je nauwelijks voorstellen hoe dat is geweest.”

Kerkplantingen

Ook in Suriname, op Curaçao en in andere plaatsen waar de slavenhandel plaatsvond, was de kerk aanwezig. Overal waren zogenaamde kerkplantingen, weet Hondius. “De protestantse Christenen vonden het heel vanzelfsprekend om overal, naast de vlag, ook een kerk te planten. En nadat de slavenhandel was verboden in de negentiende eeuw, zijn de kerken daar ook gebleven. Dus het is een hele lange geschiedenis op verschillende werelddelen waar de Nederlanders geweest zijn.”

In hoeverre de kerk ook echt betrokken was bij de slavenhandel is nog niet helemaal helder, zegt de onderzoeker. “Dat zijn we aan het uitzoeken. We zijn net begonnen met dit onderzoek. Het is een geschiedenis van honderden jaren op verschillende werelddelen.”

De onderzoekers concluderen wel dat de kerk institutioneel betrokken was bij slavernij en slavenhandel. “Maar dat zegt nog niet zo heel veel. Want hoe ging het nou precies in een bepaalde kerk in Suriname? Of in een ander kerkje in New York? Of in Batavia, nu Jakarta? Je hebt het over heel veel verschillende predikanten en die hadden een zekere bewegingsruimte in hoe ze de dingen aanpakten.”

Zo werden op sommige plekken slaafgemaakte kinderen gedoopt, maar niet overal. “Over het algemeen gebeurde het niet, maar soms wel. Dat soort dingen zijn we aan het uitzoeken. Of er patronen en historische veranderingen te vinden zijn.”

Erkennen en verwerken

Als een slaaf werd gedoopt, betekende dat overigens niet meteen dat dat met vrijheid gepaard ging. “Daar is wel veel over gediscussieerd. Bij de synode van Dordrecht bijvoorbeeld kwam dat aan de orde, al in 1618. Want in Nederlands-Indië waren er toen al gemengde verhoudingen, van witte Nederlanders met Indonesische vrouwen. Daar werden kinderen uit geboren. Waren die kinderen dan ook slaven? Of konden die vrijgelaten worden? Mochten die gedoopt worden? Soms wel, maar dat had niet de vrijheid tot gevolg. En dat is eeuwenlang in stand gebleven.”

Toch stemde de kerk af en toe ook in met het vrijlaten van mensen. “Dus je ziet niet een volledige steun aan slavernij en slavenhandel, maar er is ook heel weinig verzet tegen geweest”, zegt Hondius.

Na de afschaffing van de slavernij bleven de kerken staan. Net als in Nederland, al is het kerkbezoek hier sterk verminderd. “Maar bij kerk- en slavernijverleden gaat het niet alleen om de mensen die naar de kerk gaan”, benadrukt de onderzoeker. “Dat is nog maar een kleine groep in Nederland. Maar ook als we niet meer zelf actief naar de kerk gaan, is er nog wel een deel van het Nederlands verleden waar we iets mee hebben. Dus het is iets om bij stil te staan, om te gaan erkennen, om onder ogen te zien en te proberen stap voor stap te verwerken.”

Deel dit artikel