Braam blijft met strafblad zitten
WILLEMSTAD – De rechtbank van Den Haag heeft vorige week de aanvraag van parlementslid Eduard Braam afgewezen om zijn zedendelict uit het strafregister te verwijderen. Braam werd veroordeeld in 2002, maar hij meent dat zijn gegevens na twintig jaar onterecht worden bewaard, ondanks een verandering in de wet die de bewaartermijn in 2004 verlengde van twintig naar tachtig jaar.
Braam, die een strafblad heeft vanwege een zedenmisdrijf tegen een minderjarige, heeft jarenlang gestreden om zijn gegevens uit het register te krijgen. De rechtbank van Curaçao had eerder geoordeeld dat de veroordeling niet in de weg mocht staan volgens de lokale ‘screening’ wetgeving. Maar de Advocaat Generaal van de Hoge Raad in Nederland had een andere mening en een uitspraak hierover is nog in afwachting.
Ondertussen voerde Braam een juridisch gevecht in Nederland waar hij oorspronkelijk veroordeeld was. De rechtbank van Den Haag benadrukte dat het misdrijf van Braam betrekking had op seksueel misbruik van een minderjarige. Braam werd veroordeeld, maar zonder oplegging van een specifieke straf vanwege persoonlijke omstandigheden en de negatieve publiciteit rond zijn persoon.
Zedenmisdrijven
De wetwijziging in 2004, van twintig naar tachtig jaar, is specifiek bedoeld om herhaling van zedenmisdrijven te voorkomen. Braam betoogde dat deze wetswijziging niet op zijn zaak van toepassing zou moeten zijn omdat hij nog onder de oude regel viel. Maar de rechtbank verklaarde dat er geen overgangsrecht bestaat en dat sinds 1 april 2004 de bewaartermijn van twintig jaar niet meer van kracht is.
De rechtbank benadrukte ook dat er geen bijzondere omstandigheden zijn die een uitzondering rechtvaardigen. Braam had aangevoerd dat zijn leeftijd en de tijd die verstreken was sinds het misdrijf in aanmerking genomen moesten worden, maar de rechtbank vond dat zijn jeugdige leeftijd ten tijde van het misdrijf en het uitblijven van een straf de ernst van de daad niet verminderen. Factoren zoals zijn carrière, reputatie en persoonlijkheid konden niet opwegen tegen een correcte uitvoering van het strafrecht.