Media

Eugènie Herlaar: op de buis in de jaren zestig

Foto Eugènie Herlaar - ANP

Net voor de oorlog geboren op Curaçao, vond Eugènie Herlaar in Nederland haar weg: als eerste vrouwelijke nieuwslezer in de jaren zestig werd ze het icoon van het NOS-journaal. Na een veelbewogen leven, rijk aan ervaringen, geeft ze uiting aan haar Curaçaose jeugdherinneringen in haar verhalen, gedichten en schilderijen. Een portret van een veelzijdige, vooruitstrevende vrouw, die afgelopen week op 84-jarige leeftijd overleed. Mineke de Vries interviewde haar jaren geleden.  

Een overvol huis geeft blijkt van haar herinneringen: Curaçaose kunstwerken, eigen schilderijen, kasten vol boeken en snuisterijen, elk voorwerp heeft een verhaal. Posters op het raam geven een indruk van activiteiten waarvoor ze zich inzet. 

Herlaar: “Als je nieuwsgierig bent en met een open blik de wereld inkijkt, als je openstaat voor ontmoetingen brengt het toeval je op zoveel plaatsen. Natuurlijk val je ook hard, maar dat geeft niet.” Zo heeft ze haar leven geleefd en zo leeft ze nog steeds. Eerlijkheidshalve vertelt ze dat het enorm helpt als je BN’er bent, deuren gaan vanzelf voor je open. Uiteraard heeft het ook nadelen. 

“Nog altijd stoten mensen elkaar aan als ze me herkennen. Of heel raar, mensen willen je aanraken. In de tijd dat ik nieuwslezeres was, ik was toen 25, verstopte ik me achter een tijdschrift als ik met de trein het weekend naar mijn ouders ging. Het was toen natuurlijk erger dan nu, omdat er maar net tv was en dan was je ook nog de eerste vrouw bij het jourmaal.”

Gemakkelijk praat Herlaar over het feit dat ze een buitenechtelijk kind is. “Mijn ouders leefden gescheiden, hadden beiden een relatie met een ander. Toen ze besloten toch samen verder te gaan, bleek mijn moeder zwanger van haar Antilliaanse vriend. Dat was ik.” 

Haar (niet echte) vader nam haar echter in liefde op en toen haar moeder het op haar achttiende vertelde, was hij bang dat het hun goede band zou verstoren. “Maar ik hield alleen nog maar meer van hem.” In het gezin viel ze niet echt op, omdat ze het geluk had dat haar vader iets Portugees had, dus ook donkerder was. 

Haar biologische vader Cornelis Davelaar was met een bar aan de Saliña-rotonde en politiek actief geen onbekende op Curaçao, maar Eugènie ontmoette hem nooit, kreeg alleen foto’s en schreef met hem tot hij in 1969 omkwam bij een auto-ongeluk. Wel heeft ze een nauwe band met de familie van haar biologische vader. 

Oorlog
Herlaar groeide op in Groot Kwartier en ging op school bij de soeurs op de Martinusschool in Otrobanda, het gebouw tegenover Aqualectra waarin nu een deel van de universiteit is gehuisvest. Geboren eind 1939 waren de eerste jaren van haar leven oorlogsjaren. 

“Naast de verhalen heb ik ook eigen herinneringen. Mijn vader werkte bij Shell, die alle brandstof leverde aan de geallieerden, en bij dreiging van het vernietigen van de raffinaderij moest alles verduisterd worden, anders kreeg je een zandzak op je dak.”

“Toen vader vanuit het Rode Kruis in een uitzending voor Nederland de groeten mocht doen, was dat de enige keer dat ik hem zag huilen, dat was erg indrukwekkend. Ook weet ik dat alle Duitsers die op Curaçao woonden, werden verbannen naar barakken op Bonaire, wat nu het Flamingohotel is. Ook weet ik nog heel goed dat ik net na de oorlog met mijn moeder boodschappen ging doen bij Henderson, dat werd in kisten opgestuurd naar de familie in Nederland: kleding, nylons, schoenen, eten, soms hele hammen.” 

Korte golf

Toen Eugènie acht was, vertrok het gezin naar Nederland. Omdat vader later volgde verhuisden ze van de ene tante naar de andere en zaten een winter lang in een zomerhuisje in Lunteren. 

“Ik bewonder mijn moeder die uit alle luxe in een enkelsteens huisje zonder waterleiding en elektriciteit terechtkwam. Uiteindelijk verhuisden we naar Ede, waar ik de mooiste jeugd had die ik me kan wensen: zwervend in de natuur tussen klaprozen, korenbloemen, bramen en bosbessen.” 

Haar ouders sloten een lening af zodat ze naar de HBS kon, maar daarna zocht ze een baan. “Bij de oliemaatschappij BPM werd ik seismisch rekenaresse, wat een beroep he? Ik werkte verslagen uit van de seismologen die werden uitgezonden om te kijken waar olie kon zitten.”

Omdat ze het creatieve in haar werk miste, stapte ze over naar de grammofoonplaten-industrie van Philips in Baarn, waar ze als assistent hoezenmaker de achterkanten van de hoezen van Fontana maakte. Intussen deed ze al wat radiowerk. 

“Ik vond dat zo geweldig dat ik solliciteerde bij de Wereldomroep.” Daar begon in 1963 haar omroepcarrière. Dit overigens na een afwijzing bij de NCRV, met als reden dat ‘de verantwoordelijkheid van de omroeper naar de luisteraar een leeftijd van 25 jaar vereist.’ “Die reden, dat vergeet ik nooit”, zegt ze lachend.

“Bij de Wereldomroep moest ik eerst een stemtest doen om te kijken of je stem geschikt was voor de korte golf. Ook kreeg ik drie maanden les van een logopediste, alles werd met de bandrecorder opgenomen. Het mooie was, we deden alles: nieuwslezen – we kregen de banden van het journaal die we opnieuw inspraken- , commentaarteksten, muziekprogramma’s, groetenprogramma’s, reportages, ik deed nog een interview met honkballer Hamilton Richardson. Alles was live, we hadden dus ook nachtdiensten. We zonden overal uit waar Nederlanders zaten, Indië, de Cariben, de missionarissen in Afrika.” 

Toetje van het journaal

Als bijverdienste deed ze wat werk voor de toenmalige NTS (voorloper van de NOS) en daarmee was het voor het eerst dat er een vrouwenstem te horen was in het journaal. Het veroorzaakte nogal wat ophef, waarmee de Wereldomroep niet blij was. De slotsom was dat Herlaar de Wereldomroep inruilde voor de NTS, waar ze de eerste vrouwelijke redacteur-verslaggever werd. Algauw werd ze niet alleen de stem op de achtergrond maar mocht ze in beeld, op voorwaarde dat ze zich moest terugtrekken als het publiek slecht reageerde op een vrouw. 

Maar niets was minder waar, het publiek bleek enthousiast ze werd door de pers liefkozend het toetje van het journaal genoemd. Voor haar goede uitspraak en duidelijk lipbeeld kreeg ze zelfs de Televisieprijs van de Vereniging van Slechthorenden. Herlaar herinnert zich nog goed de eerste tijd.

“Omdat ik de eerste vrouw was, en dus niet standaard in pak op tv kon, moest ik met mijn hele garderobe naar de studio komen, waar werd bepaald wat ik wel en niet kon dragen, in elk geval geen streepjes en ruitjes. We werden voor de uitzending gegrimeerd en ik kreeg altijd poeder in mijn zwarte haar gestrooid, omdat het anders net leek of ik een zwarte muts ophad. Vergeet niet dat de filmtechniek nog in de kinderschoenen stond en er heel veel licht nodig was.” 

In 1969 moest ze vanwege haar trouwen stoppen, maar in 1975 kwam ze nog korte tijd in beeld toen het journaal begon met de dubbelpresentatie en Herlaar met Harmen Siezen een presentatieduo vormde. 

Het bleek geen succes, na een jaar stapte men weer over op solo-presentaties. “Als ik nu naar het journaal kijk, heb ik bewondering voor hoe ze het doen, met de druk waaronder ze werken. Leuk die interviews met correspondenten elders, dat hadden wij natuurlijk nog niet.” 

Kunst

Na haar trouwen begon ze na de studie logopedie een eigen praktijk, maar het bloed kruipt waar het niet gaan kan en tussendoor werkte ze mee aan diverse tv- programma’s. Met haar tweede man zette ze een pr-bedrijf op waarmee ze audiovisuele producties voor bedrijven verzorgden, maar na zijn dood in 1999 stopte ze. 

Dan is de tijd rijp om – naast nog wel allerlei bestuurlijke werkzaamheden – haar creatieve kant op te pakken. “Dat creatieve zit altijd al in me op allerlei manieren. Zo speelde ik van jongs af aan toneel, maar bij het toelatingsexamen van de toneelschool werd gezegd dat ik nooit verder zou komen dan de rol van dienstmeisje vanwege mijn getinte uiterlijk. Tja, dan moet je praktisch worden.” 

Naast toneel schildert en schrijft Herlaar verdienstelijk. Herinneringen aan haar jeugd op de Antillen en haar vele bezoeken zijn een duidelijke inspiratiebron. “Ik heb geen specifieke onderwerpen maar schilder wel vaak series: één van de Cariben met hoogtepunten van alle zes de eilanden (zoals Penha van Curaçao, de ruïnes van Sint Eustatius, Booby Hill van Saba), maar ook series van vrouwen of van vogels: de trupial, het suikerdiefje, de flamingo. Talrijk zijn de landschappen, bloemen of de rode gember van Saba. 

Ze maakt verder kleine kunstwerkjes op de bladeren van de zeedruif. Daarnaast komen de laatste tijd wat abstractere schilderijen uit haar penseel, zoals de doeken boven haar bank: De Oorsprong – “het uitwaaieren vanuit een kern het universum in” – en De Ordening, – “de bende wordt tot geordende weg”. 

“Ik heb geen religieuze grondslag, wel ben ik opgevoed met het idee dat je je moet inzetten voor de samenleving, maar ik geloof heel erg in de samenhang van dingen, ook van mensen. We zijn hier toch, we moeten er wat van maken. Ik begrijp dan ook niks van oorlogen, machtswellust.” 

Ze exposeert, staat op kunstmarkten en is lid van de kunstkring in haar woonplaats Heerhugowaard. Maar ook in haar verhalen en gedichten komen jeugdherinneringen terug, je hoort er de fregatvogels in of het deinen van de pontjesbrug. Haar gedichten verschenen onder andere in gezamenlijke uitgaven van de Antilliaanse schrijverskring Simia Literario.

Viering koninkrijk

Herlaars veelzijdigheid is moeilijk in één artikel te treffen. Zoveel is nog niet genoemd. Maar van één ding is haar hart momenteel erg vol: de voorbereidingen voor het Grand Defilé in Apeldoorn op 14 juni 2014 ter gelegenheid van 200 jaar koninkrijk.

Herlaar is sinds 2004 adviseur bij de stichting Koninklijk Apeldoorn, die historische optochten organiseert, maar richt zich nu specifiek op het Antilliaanse erfgoed tijdens de viering. “We hebben dansgroepen, steelbands die onderwerpen uit de tweehonderd jaar geschiedenis symboliseren: het statuut, de afschaffing van de slavernij, ook bijvoorbeeld de neefjes Kwasi en Kwami. Verder komt er een Surinaams, Nederlands Indisch en Antilliaans paviljoen.” 

Ze is zichtbaar trots dat ze het erfgoed kan tonen. Naast trots ziet ze tegelijkertijd de worsteling van het eiland nu, de vrijheidsdrang tegenover de realiteit hoe je als klein land onafhankelijk kunt functioneren. “Het feit dat pro en contra zo hard schreeuwen wakkert de tegenstellingen aan. Ook de witte-boordenmentaliteit van Shell heeft natuurlijk geen goed gedaan aan het basisgevoel van onderdrukking waar Curaçao – in tegenstelling tot Aruba – zo’n last van heeft. Dat duurt generaties. Het is zo begrijpelijk, maar zo jammer.”

Maar haar ogen schitteren als ze vertelt over de voorbereidingen van 200 jaar koninkrijk. Letterlijk met hart en ziel duikt ze in de geschiedenis van het eiland dat haar vormde tot wie ze is en dat haar zó na aan het hart ligt.  

Deel dit artikel