Nieuws Curaçao

Vidanova Pensioenfonds koopt deel Oostpunt

Foto: Bea Moedt

WILLEMSTAD – Stichting Vidanova Pensioenfonds heeft het zuidelijk deel van de gronden te Oostpunt, die sinds 1868 in handen is van de familie Maal, gekocht. Het gaat hierbij om een terrein van 1089 hectare.

Met de verkoop is zo’n veertig miljoen gulden gemoeid.

Vidanova heeft voor de aankoop van de gronden zelf een BV opgericht, maar delen van de gronden zijn ook ondergebracht bij aparte investeringsmaatschappijen, zoals Eastpoint Develoment en Pelican Creek Curaçao.

Oostpunt

Het gebied dat gewoonlijk Oostpunt wordt genoemd, namelijk de plantages Klein Sint Joris, Oranjeberg, Fuik, Duivelsklip en Oostpunt, en aangrenzende land- en waterpercelen, beslaat ongeveer 4400 hectare.

Deze plantages werden achtereenvolgens afzonderlijk aangekocht van de vorige particuliere eigenaren, door Willem Pieter Maal, (1839-1888). Hij was tweede generatie Curaçaoënaar en een zeer succesvolle ondernemer en koopman, die talloze gebouwen en pakhuizen, werven, scheepstimmerwerken en kades aan de Punda- en Otrabanda-zijde van Willemstad bezat.

Maal bezat ook tal van zeilschepen, die vracht vervoerden tussen de eilanden, Zuid-Amerika, Panama en Europa.

Rond 1870 verkocht Maal zijn werven, kades en scheepsbouwfaciliteiten in Willemstad aan S.E.L. Maduro, oprichter van SEL Maduro & Zonen. Met deze opbrengst investeerde Maal vervolgens in onroerend goed op het oostelijk deel van Curaçao.

Maal kocht plantage Fuik, daarna plantages Duivelsklip en Oostpunt. Omstreeks 1872 kocht Maal ook de reeds in zijn bezit zijnde plantage Santa Barbara, grenzend aan de plantage Fuik.

Industrialisatie

Op de plantage Santa Barbara richtte Maal samen met zijn neef Michael Brown Gorsira (vader van Cornelis “Sjon Nene” Gorsira) de Curacaosche Phosphaat Maatschappij NV op. De Curaçaose Fosfaat Maatschappij werd de eerste grote industrie op Curaçao en transformeerde de economie van een agrarische economie naar een geïndustrialiseerde economie.

Met de opbrengst van de zeer succesvolle fosfaatwinning kocht Maal de resterende plantages Klein Sint Joris en Oranjeberg, waarmee het hele oostelijke uiteinde van het eiland onder één eigenaar kwam te staan.

Ondanks talrijke conflicten en geschillen gedurende lange perioden transformeerde de zeer winstgevende Mijnbouwmaatschappij in Sta Barbara vanaf 1875 de kolonie Curaçao van een sombere en door schulden geteisterde op landbouw gebaseerde economie met hoge werkloosheid, afhankelijk van de Nederlandse regering, in een zelfvoorzienende geïndustrialiseerde economie met bijna totale werkgelegenheid.

Werkgever

Het was dankzij de Mijnbouw Maatschappij dat Curaçao voor het eerst in de geschiedenis begrotingsoverschotten wist te realiseren en geen financiële hulp nodig had van het Moederland, Holland.

Tot de oprichting van de Curacao Petroleum Industry in 1917 was de SHELL-raffinaderij, de Curacao Mining Company, de grootste werkgever op het eiland, met soms bijna 600 werknemers.

WP Maal was naast grootaandeelhouder van de Curacao Mining Company inmiddels ook vanaf 1879 de grootste landeigenaar in het oostelijk deel van Curacao, met grondbezit dat zich uitstrekte van de St. Jorisbaai aan de noordkust tot aan Oostpunt en terug naar Fuikbaai aan de zuidkust.

Op deze gebieden en plantages was Maal actief in extensieve landbouw, veeteelt, mijnbouw, steengroeven en bosbouw. Vooral Fuik en Klein Sint Joris werden gebruikt voor extensief vee (meestal geiten en schapen), gebruikmakend van de pakhuizen en kades bij Fuikbay, om vee, producten en producten naar de stad Willemstad en andere eilanden te verschepen.

Gegevens wijzen zelfs op transporten van producten en vee naar Suriname en South Carolina in die dagen, wat de omvang van de activiteiten aantoont.

Willem Pieter Maal I overleed jong, op 2 november 1888, op 49-jarige leeftijd. Zijn ondernemingen en inspanningen werden voortgezet onder handen van zijn weduwe, Eliza Maal-Guilhoux, tot aan haar overlijden in 1923, en vervolgens de erfgenamen van W.P. Maal en de weduwe Maal-Guilhoux.

Als zodanig zijn de eigendommen overgegaan op de directe afstammelingen van Willem P. Maal, Eliza Maal-Guilhoux († 1920), Joseph Michael Maal, († 1933), Dr. Willem Pieter (“Willy”) Maal († 1959 ) en Willem Pieter “Boy” Maal († 1998), en nu erfgenamen van “Boy” Maal momenteel.

Deel dit artikel