Geen categorie

Voortgang herstructurering ENNIA – Reactie op mediaberichten

Voortgang herstructurering ENNIA Reactie op mediaberichten  door Centrale Bank van Curaçao  en St. Maarten

Willemstad/Philipsburg – De afgelopen dagen zijn in diverse media berichten verschenen die een onjuist beeld schetsen van de situatie van ENNIA. Deze zijn gebaseerd op informatie die naar buiten is gekomen als gevolg van de openbare behandeling van een kort geding dat Parman International B.V. (Parman) tegen de Centrale Bank van Curaçao en Sint Maarten (CBCS) heeft aangespannen. Tot op heden is de CBCS terughoudend geweest met het naar buiten brengen van gedetailleerde informatie over ENNIA om het proces van de herstructurering zo ordelijk mogelijk te laten verlopen. De CBCS ziet zich nu, gezien de mediaberichten, genoodzaakt een aantal feiten over ENNIA te verduidelijken.

Solvabiliteitstekort

Onder aandeelhouder Parman hebben de holding (ECH) en de investeringsmaatschappij (ECI) gelden van de polishouders uit de verzekeraars (ECL, ECS en ECZ) gehaald, tot een totaal van ruim NAf 1,5 miljard. De verzekeraars lopen op die manier een groot risico omdat ze afhankelijk zijn van de terugbetaling door ECH en ECI. Een slecht voorteken is dat de rente die ECI en ECH aan de verzekeraars zouden moeten betalen over de van hen afkomstige gelden, niet of nauwelijks is betaald.

De CBCS heeft geconstateerd dat ECI en ECH niet in staat zijn om deze gelden volledig terug te betalen. ECI heeft een belangrijk deel van de gelden van de polishouders geïnvesteerd in een nauwelijks ontwikkeld perceel op Sint Maarten, dat geen inkomsten genereert. De waarde van dit perceel blijkt substantieel lager te zijn dan waarvoor het in de boeken van ENNIA staat. ENNIA hanteert als waarde NAf 771 miljoen. De door de CBCS ingeschakelde onafhankelijke taxateur Cushman & Wakefield (een van de grootste en meest gerenommeerde taxateurs ter wereld) waardeert het perceel op slechts NAf 89 miljoen. Er is dus sprake van een overwaardering door ENNIA van NAf 682 miljoen. ENNIA heeft overigens een in 2016 door de grootste taxateur ter wereld, CBRE, uitgevoerde taxatie met een vrijwel gelijke lage waarde terzijde geschoven.

Daarnaast heeft ECI polisgelden geïnvesteerd in aandelen, waarvan de verkoopopbrengst slechts beperkt ten goede is gekomen aan de verzekeraars. Dat ging als volgt. In 2005 heeft de grootaandeelhouder van Parman, de heer Ansary, de vennootschap Stewart & Stevenson LLC (S&S) opgericht met als doel de acquisitie van Stewart & Stevenson Inc. Gelden van de verzekeraars werden door middel van ECI geïnvesteerd in aandelen Stewart & Stevenson Inc. In 2017 zijn alle aandelen Stewart & Stevenson Inc. voor ruim NAf 1,36 miljard verkocht. Van deze opbrengst hadden de verzekeraars ongeveer NAf 1 miljard moeten ontvangen, aangezien ruim 74% van deze investering met polisgelden is gefinancierd. Zij hebben slechts NAf 516 miljoen ontvangen: een benadeling van de verzekeraars van NAf 489 miljoen.

Vast staat dat eind juni 2018 sprake was van een solvabiliteitstekort bij ECL van bijna NAf 1,4 miljard, bij ECS van ruim NAf 35 miljoen en bij ECZ van ruim NAf 11 miljoen. ENNIA heeft zelf het solvabiliteitstekort van de verzekeraars in de door Ennia opgestelde jaarrekening 2016 becijferd op bijna NAf 1,5 miljard.

Een solvabiliteitstekort betekent niet dat er ook een liquiditeitstekort is; de verzekeraars hebben, zodra beschikt kan worden over de rekeningen bij de Amerikaanse bank Merrill Lynch (ML), voorlopig voldoende liquiditeit om aan hun uitkeringsverplichtingen te voldoen. Een solvabiliteitstekort wil zeggen dat het nakomen van uitkeringsverplichtingen op termijn problemen oplevert.

Noodregeling

De CBCS heeft jarenlang maatregelen opgelegd aan ENNIA om de vorderingen van de verzekeraars op ECI en ECH te verminderen en de gelden van de polishouders op een verantwoorde, gespreide manier te beleggen. Ook zware maatregelen – het onder stille curatele plaatsen van de verzekeraars – hadden geen resultaat. Toen de heer Ansary, – direct na het stuklopen van onderhandelingen, die de CBCS met het management van ENNIA en de heer Ansary voerde – plotseling opdracht gaf tot het onttrekken van een bedrag van USD 100 miljoen aan polisgelden aan de groep, waarbij was voorzien in een verdergaande onttrekking van nog eens USD 150 miljoen, heeft het Gerecht op verzoek van de CBCS de noodregeling uitgesproken. Na het uitspreken van de noodregeling is de som van USD 100 miljoen terugbetaald, waarbij USD 50 miljoen afkomstig was van een persoonlijke rekening van de heer Ansary. Het lijkt er dus op dat de heer Ansary persoonlijk de beschikking heeft gekregen over een deel van de USD 100 miljoen.

Aanzuivering van het solvabiliteitstekort

Onder de noodregeling onderneemt de CBCS al het mogelijke om het solvabiliteitstekort op te lossen. De uit de verzekeraars gehaalde gelden van de polishouders moeten ter beschikking worden gesteld aan de verzekeraars zelf. De gelden dienen vervolgens verantwoord belegd te worden, waarbij rendementen daadwerkelijk aan de verzekeraars ten goede komen.

Gevolgen bevriezing rekeningen bij Merrill Lynch

Een substantieel deel van de gelden van polishouders en daarmee aangekochte beleggingen bevinden zich op rekeningen bij ML in de Verenigde Staten (VS). Deze beleggingen, waar de media momenteel veel aandacht aan besteden, heeft ENNIA gedaan op grond van haar eigen investeringsbeleid. De CBCS heeft ENNIA meermalen gewezen op het niet prudente, risicovolle karakter van hun investeringen. Beleggingen in aandelen hebben een hoger risicoprofiel dan obligaties en beleggingsfondsen. De huidige beleggingen zijn sterk volatiel en zijn voorts geconcentreerd in slechts vier typen aandelen. Eén type aandelen bedraagt zelfs bijna 50% van de totale investering. Met het oog op deze risico’s wilde de CBCS na het uitspreken van de noodregeling snel toegang krijgen tot deze beleggingen. ML heeft de rekeningen echter bevroren om te onderzoeken wie recht heeft op de tegoeden op die rekeningen. Parman en zijn grootaandeelhouder, de heer Ansary, hebben sindsdien niet willen bevestigen dat de CBCS onder de noodregeling recht heeft op die tegoeden, waardoor ML de bevriezing in stand heeft gelaten.

De waarde van deze volatiele beleggingen is op 9 januari 2019 (de dag voor het kort geding) ten opzichte van 3 juli 2018 (de dag voor het uitspreken van de noodregeling) gedaald met ongeveer USD 36 miljoen (NAf 65 miljoen). Dat sprake zou zijn van een waardedaling van NAf 150 miljoen, zoals in enkele media is bericht, klopt niet. Bovendien leidt waardedaling pas tot daadwerkelijk verlies als de beleggingen worden verkocht.

Voortgang herstructurering Ennia

Sinds het uitspreken van de noodregeling heeft de CBCS op basis van eigen onderzoek meer inzicht gekregen in geldstromen, transacties, opgevoerde bedrijfskosten, onttrekkingen, en in de werkelijke waarde van activa binnen de ENNIA-groep. Daarbij geconstateerde onregelmatigheden worden op dit moment nader onderzocht. Daarvoor verantwoordelijke personen zullen aansprakelijk worden gesteld dan wel strafrechtelijk worden vervolgd.

Tegelijkertijd leiden de diverse gerechtelijke procedures die Parman op Curaçao tegen de CBCS heeft aangespannen tot vertraging. Bovendien moet de CBCS in de VS procederen om de beschikking te krijgen over de eerder genoemde gelden en beleggingen van ENNIA op rekeningen bij ML. Ondanks het voor de CBCS gunstige vonnis van de Amerikaanse rechter van 20 december jl. – erkenning van de noodregeling in de VS – leidt de opstelling van Parman ook in die procedure tot vertraging.

Doel herstructurering onder de noodregeling

De CBCS zal alles doen wat in haar macht ligt om de solvabiliteit van ENNIA te herstellen, met als doel dat ENNIA haar verplichtingen jegens de polishouders ook op de lange termijn kan nakomen. Als toezichthouder is het de taak van de CBCS om publieke belangen te beschermen. Daarbij dient het belang van de polishouders altijd boven het aandeelhoudersbelang uit te gaan.

Voor vragen betreffende de herstructurering van ENNIA, kan contact worden opgenomen via e-mail [email protected]

Deel dit artikel