Curaçao

Landen oneens over uitkomsten van evaluatie rijkswetten

Anders dan deze foto van een recente ontmoeting van de vier ministers van Justitie doet vermoeden blijken hun standpunten ver uiteen te lopen.

Anders dan deze foto van een recente ontmoeting van de vier ministers van Justitie doet vermoeden blijken hun standpunten ver uiteen te lopen.

Door René Zwart©

Den Haag – Curaçao, Aruba en Sint Maarten verschillen met Nederland van mening over een aantal essentiële aanbevelingen om afspraken over de rechtshandhaving aan te passen. De standpunten liggen ‘ver uiteen’, zo blijkt uit een brief die minister Ferdinand Grapperhaus van Veiligheid en Justitie vandaag naar de Tweede Kamer heeft gestuurd.

Die aanbevelingen komen voort uit de evaluatie van de vier consensusrijkswetten die per 10 oktober 2010 van kracht zijn geworden. Ze hebben betrekking op het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao en Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba, de openbare ministeries, de politie en de Rijkswet Raad voor de Rechtshandhaving.

Een gemengde evaluatiecommissie heeft de rijkswetten onder meer beoordeeld op hun doeltreffendheid. Het eindverslag is in september 2015 opgeleverd waarna de regeringen van de vier landen hebben overlegd over een gezamenlijke reactie op de lijst van 20 aanbevelingen. Na 2,5 jaar onderhandelen is het de landen niet gelukt het over de belangrijkste aanbevelingen eens te worden, zo blijkt uit de gezamenlijke reactie die Grapperhaus als bijlage bij zijn brief heeft meegestuurd.

De meest cruciale controverse betreft het feit dat de landen niet het recht hebben de rijkswetten eenzijdig op te zeggen. Curaçao en Sint Maarten staan op eenzijdig opzegrecht omdat de wetten zaken raken die de autonomie van de landen betreffen. ,,Voor Nederland bestaat er geen twijfel dat deze wetten slechts in onderlinge overeenstemming beëindigd kunnen worden. De justitiële rijkswetten zijn immers tot stand gekomen via consensus. Dat brengt met zich mee dat een eventuele beëindiging van de wetten via consensus zal dienen te geschieden.”

Afgesproken is dat Curaçao en Sint Maarten het onderwerp in de Rijksministerraad ter sprake zullen brengen. Voorts zullen zij hun zienswijze ten aanzien van het eenzijdig opzegrecht aan hun respectieve parlementen kenbaar maken Die kunnen de kwestie vervolgens agenderen voor het Interparlementair Koninkrijksoverleg.

Ook over de uitbreiding van de taken en de aansturing van het Recherche Samenwerkingsteam (RST) staan de Nederland en de Caribische landen lijnrecht tegenover elkaar. ,,De Curaçaose positie is primair gebaseerd op het autonome karakter van justitie als beleidsterrein, waarvoor de lokale minister van Justitie verantwoordelijkheid draagt jegens de Staten van Curaçao. Daarom wenst Curaçao de volledige eindverantwoordelijkheid te beleggen bij de lokale politieleiding die aan de lokale minister van Justitie verantwoording verschuldigd is”, aldus het document.

De landen hebben voorts geen gezamenlijk standpunt kunnen formuleren over de handhaving van een gezamenlijke procureur-generaal (PG) voor Curaçao, Sint Maarten en Caribisch Nederland. Curaçao en Sint Maarten streven als autonome landen binnen het Koninkrijk naar een eigen PG – zoals Aruba die ook heeft – en zien dit als een principieel vraagstuk: bij een autonoom land met een autonoom justitieel beleid hoort ook een eigen PG die slechts verantwoording verschuldigd is aan de lokale minister van Justitie, vinden Curaçao en Sint Maarten.

Deel dit artikel