Nederland schoot tekort in aanpak Jamel Lomp, ondanks waarschuwingen uit Curaçao en Engeland
DEN HAAG – De Nederlandse overheid en justitiële instanties hebben op diverse momenten steken laten vallen in de aanpak van de zaak rondom de Curaçaose Jamel Lomp, de verdachte van de dodelijke steekpartij bij Albert Heijn in Den Haag in 2023. Dat blijkt uit recent gepubliceerde rapporten van de Inspectie Justitie en Veiligheid en de Hoge Raad. De rapporten tonen aan dat waarschuwingen van psychiatrische experts uit Curaçao en Engeland over de grote gevaren van Lomp niet serieus werden genomen of opgevolgd. Door deze nalatigheid kon hij uiteindelijk in 2023 een fatale aanval plegen op AH-medewerkster Antoneta Gjokja (36).
De problemen rondom Lomp begonnen jaren eerder. Lomp werd in het Verenigd Koninkrijk gedwongen opgenomen in een psychiatrisch ziekenhuis, nadat hij in 2009 een personeelslid had aangevallen. Britse psychiaters diagnosticeerden hem met een langdurige psychische stoornis, waaronder grootheidswanen en paranoïde gedachten, en waarschuwden dat hij bij terugkeer in de samenleving een groot risico vormde voor geweld en agressief gedrag. De Britse autoriteiten besloten Lomp uiteindelijk uit te zetten omdat hij geen permanent verblijfsrecht had. In Nederland en later op Curaçao, waar hij naar werd uitgewezen, bleef het echter misgaan.
Op Curaçao werd Lomp in 2016 opnieuw veroordeeld nadat hij een buurman aanviel met een machete. Hij gaf aan in een psychose te hebben geloofd dat de buurman zijn auto wilde stelen, een waanbeeld dat hij ‘zag via een satelliet’. De rechter legde Lomp op Curaçao een tbs-maatregel op, waarbij hij aansluitend op zijn gevangenisstraf gedwongen behandeld zou worden in een psychiatrische kliniek. Maar de Capriles-kliniek op Curaçao weigerde deze behandeling uit te voeren, omdat de kliniek geen tbs-instelling is en niet beschikt over de veiligheidseisen die bij dit type zorg horen. Capriles-directeur Waldi Oostburg waarschuwde de Curaçaose en Nederlandse overheid dat Lomp te gevaarlijk was voor hun faciliteit en dat hij beter in een forensische instelling behandeld kon worden.
Eerstvolgende slachtoffer
Deze boodschap bereikte de Nederlandse autoriteiten, maar werd genegeerd. Journalist Dick Drayer berichtte destijds al over de kwestie en waarschuwde dat het falen van de overheden tot nieuwe slachtoffers kon leiden. Drayer stelde toen (in 2016) dat “het eerstvolgende slachtoffer van Jamil gewaarschuwd is”. De Nederlandse justitie besloot echter de in Curaçao opgelegde tbs-maatregel niet uit te voeren, een beslissing die de Inspectie Justitie en Veiligheid nu “onvoldoende te volgen” noemt.
In de rapporten van de Hoge Raad en de Inspectie wordt ook benadrukt dat het Openbaar Ministerie (OM) cruciale informatie over het risicovolle verleden van Lomp niet correct deelde met andere instanties. Zo was het bij de betrokken officier van justitie in Nederland onbekend dat Lomp na gewelddadige veroordelingen in Engeland verplicht in een psychiatrisch ziekenhuis werd opgenomen. Ook het feit dat hij op Curaçao een tbs-maatregel had gekregen, bereikte niet de juiste instanties, wat volgens de Hoge Raad wijst op gebrekkige informatie-uitwisseling binnen het justitiële systeem.
Onder de loep
Het OM heeft aangegeven zijn werkwijze ‘onder de loep’ te nemen in reactie op het vernietigende rapport. OM-hoofd Rinus Otte stelt dat er nu nieuwe inzichten zijn opgedaan die kunnen bijdragen aan het voorkomen van soortgelijke gevallen. Hij vroeg zich af of “meer kennis tot andere besluiten zou hebben geleid en of deze betreurenswaardige dood had kunnen worden voorkomen”.
De huidige staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, Ingrid Coenradie, en haar collega’s geven aan “uitgebreid aan de slag te gaan” met de aanbevelingen uit de rapporten en beloven in december een verdere reactie. Ook wordt gewerkt aan verbeterde dossiervorming en informatie-uitwisseling, zodat waarschuwingen van deskundigen beter worden verwerkt en nageleefd.
De zaak-Lomp legt een nijpend probleem bloot binnen de samenwerking tussen het Caribisch gebied en Nederland op het gebied van complexe tbs-dossiers. De inspecties roepen op om deze samenwerking en de betrokken registratiesystemen te versterken, zodat informatie over gedwongen psychiatrische zorg beter kan worden gedeeld tussen de landen.