Curaçao

Amerigo Thodé maakt weinig kans bij Hoge Raad

Amerigo Thodé maakt weinig kans zijn cassatiezaak te winnen. De procureur-generaal van de Hoge Raad stelt dat er wel degelijk een wettelijke grond is om de MFK-politicus te veroordelen.

Thodé kreeg een voorwaardelijke boete van 1400 gulden omdat hij in september 2014 vertrouwelijke informatie uit een besloten commissievergadering lekte. Dat deed hij door in het geheim een opname te maken die de dag daarop op radio MAS werd uitgezonden en daarna ook nog eens tijdens een persconferentie van de MFK.

Thodé betoogde voor de Hoge Raad dat het Reglement van Orde van de Staten niet kon gelden als geen wettelijke voorschrift. Er zou daardoor geen geheimhoudingsplicht afgedwongen kunnen worden.

Het betreffende artikel 59 zou te algemeen zijn en geen geheimhoudingsplicht opleggen. Ook is het reglement niet vastgesteld door een wetgevende macht en behoort het niet tot de geldende wettelijke regelingen in het land Curaçao. Bovendien zou de bepaling het recht op vrijheid van meningsuiting beperken.

Prinsjesdag

- tekst gaat verder onder de advertentie -

De procureur-generaal houdt weinig heel van de redenatie van Thodé. Het Reglement van Orde van de Staten van Curaçao moet worden beschouwd als een “wettelijk voorschrift”. Dat valt onder meer af te leiden uit het rapport ‘Publiek geheim’ van de Commissie Prinsjesdagstukken dat tot stand is gekomen en op 12 januari 2010 en aan het Presidium van de Tweede Kamer werd aangeboden.

De Commissie stelt in dit rapport immers dat voor Nederlandse Kamerleden het Reglement van Orde Tweede Kamer als wettelijk voorschrift geldt en dat schending van de daarin vervatte geheimhoudingsverplichtingen derhalve strafbaar is. Dit geldt ook voor Statenleden.

Conclusie

De geheimhoudingsplicht, waarin het Reglement van Orde voorziet staat een beperking van de vrije meningsuiting toe. In een democratische samenleving is zo’n plicht noodzakelijk om het bekendmaken van informatie die in vertrouwen is verkregen te voorkomen. Dat de informatie al publiekelijk bekend was, doet daaraan niet, volgens de rechter: omdat het vertrouwelijke karakter van de informatie niet de informatie zelf betreft, maar het feit dat die informatie uit een besloten commissievergadering afkomstig is.

Redelijke termijn

De procureur-generaal vindt overigens wel dat de hele rechtsgang te lang heeft geduurd. Meer dan twee jaren nadat op 4 januari 2017 beroep in cassatie was ingesteld. Daarmee is inbreuk gemaakt op het recht om binnen een redelijke termijn te worden berecht.

Maar omdat Thodé door de feitenrechter is veroordeeld tot een geheel voorwaardelijke straf, is er geen aanleiding tot een vermindering van de opgelegde straf en kan de Hoge Raad met de enkele vaststelling dat inbreuk is gemaakt op artikel 6, eerste lid, EVRM over eerlijke berechting.

Deel dit artikel