Nieuws uit Nederland

Frank Martinus Arion: Zwart bewustzijn en Nederlandse arrogantie

Foto: Dick Drayer

UTRECHT – Frank Efraim Martinus Arion wordt gezien als één van de belangrijkste Caribische Nederlandstalige auteurs. Hij wordt vaak in één adem genoemd met Cola DebrotTip Marugg en Boeli van Leeuwen, maar onderscheidt zich door het feit dat hij van de vier de enige ‘zwarte’ schrijver is. En waar de anderen uit welgestelde witte families kwamen, groeide hij op in een zwarte achterstandswijk. Zijn uitgangspositie is daarom anders. Arion werd vooral bekend met zijn roman Dubbelspel uit 1973, die in 2006 werd gekozen voor de eerste editie van de campagne Nederland Leest: bibliotheken deelden het boek gratis uit en in heel Nederland waren in bibliotheken Caribische feesten en lezingen. Mineke de Vries schrijft erover in literatuurgeschiedenis.org van de Taalunie.

door | Mineke de Vries

Behalve de armoede was er nog meer aan de hand in zijn jeugd. Om zijn werk goed te kunnen begrijpen is het belangrijk daarin inzicht te krijgen. Frank Martinus verloor toen hij drie was zijn moeder en broertje. Zijn vader verdween uit beeld en Frank werd afwisselend ondergebracht bij oma’s en tantes. Toen hij naar school moest, werd hij naar de armenschool gestuurd, waar kinderen geen schoenen hadden (een belangrijk thema in Dubbelspel). De Nederlandse witte Fraters van Tilburg verzorgden het onderwijs aan jongens op Curaçao. Ze zetten de leerlingen op kleur in de klas: de zwartsten achteraan. Verwijzingen naar de fraters komen in Frank Martinus’ latere romans steeds weer terug. Frank kon goed leren en de fraters gaven hem de kans naar de elitaire witte HBS (vergelijkbaar met VWO) te gaan. Daar deed hij zijn best zo wit mogelijk te zijn in zowel taal als gedrag. 

Vanaf zijn negende woonde hij weer bij zijn vader en een nieuwe stiefmoeder. Zijn vader stond op de barricaden voor zwart bewustzijn, gelijke rechten en sloot zich aan bij de nationalistische volkspartij en schold op de witten. Frank leefde in twee werelden. Behalve de armoede, waarvoor hij zich erg schaamde, was er de eenzaamheid. Hij was overal de outsider en vluchtte in lezen en schrijven. In het schoolblad profileerde hij zich als dichter en schreef treurige sonnetten over zijn eenzaamheid. Omdat hij goed was in taal, kreeg hij een beurs om Nederlands te studeren, met de bedoeling dat hij later zou gaan lesgeven op zijn eiland. Zo kwam hij als een van de eerste bursalen in de jaren 50 naar Nederland, waar slechts een handjevol Antillianen en Surinamers studeerde en waar zwarte mensen in het straatbeeld een bezienswaardigheid waren.

Frank Martinus (rechts) in zijn studententijd in Leiden

Verhalenvoorraad

Frank Martinus was vastbesloten dichter te worden. De fraters hadden hem opgevoed met de sonnetten van de Tachtigers, maar hij was verbaasd dat in Nederland de voor hem onbekende experimentele Vijftigers aan zet waren. Hij vond dat hij ook een nieuwe dichtvorm moest kiezen. Juist op dat moment, de jaren 50, nam de aandacht voor de West langzaamaan toe. De al genoemde schrijver Cola Debrot had een tijdschrift opgericht – Antilliaanse Cahiers – om Antilliaanse auteurs voor het voetlicht te brengen. Hierin debuteerde onder anderen Tip Marugg en Bernardo Ashetu, en Debrot gaf ook Frank de kans te debuteren met de dichtbundel Stemmen uit Afrika (1957). Waarschijnlijk hielp Debrot met de bundel in de stijl van de in Nederland redelijk onbekende stroming (de Franse négritude), waarin zwarte dichters teruggrepen op hun Afrikaanse oorsprong, voordat witte kolonisten ze tot slaaf maakten en naar Amerika vervoerden. Ook in Stemmen uit Afrika, geschreven in het ritme van de Afrikaanse trom, stond de onschuldige pure nobele zwarte tegenover de schuldige arrogante cultuurloze witte. Frank Martinus voegde de naam Arion toe als teken van respect voor zijn opa, die kort daarvoor was overleden. Zijn opa had diens vaders naam Arion niet mogen dragen, omdat zijn moeder een ‘buitenvrouw’, een minnares van Arion was.

In dezelfde tijd dat Debrot schrijvers voor zijn tijdschrift zocht, werden voor Radio Nederland Wereldomroep Antilliaanse en Surinaamse studenten opgeroepen om onder begeleiding verhalen te schrijven en voor te lezen voor de radio. Ook Frank Martinus deed mee en veel van deze verhalen kwamen later in zijn verhalenbundel De eeuwige hond (2001) terecht. Daarnaast schreef hij in zijn studententijd voor diverse kranten, hij schreef essays over allerhande onderwerpen, onder andere om zijn eigen psyche te leren kennen en zette vele verhalen en (aanzetten tot) romans op papier. Deze manuscripten werden de voorraad waaruit hij levenslang zou putten.

Gouden Eeuw

Tijdens zijn studie maakte Arion kennis met de Nederlandse letterkunde uit de17e eeuw, de tijd van slavernij en kolonialisme op zijn eiland Curaçao. Het ergerde hem dat Nederland daar niet voldoende bij stil stond en die eeuw nog altijd de Gouden Eeuw noemde vanwege de rijkdom die de slavernij opleverde. Frank Martinus las deze literatuur vanuit ‘de zwarte kant’ en interpreteerde zo bijvoorbeeld de Camera Obscura (Hildebrand) en Sara Burgerhart (Betje Wolff en Aagje Deken) in het licht van de slavernij, waar Nederlanders overheen lazen. Hij kreeg er steeds meer moeite mee dat Nederland haar eigen geschiedenis van onderdrukking niet kende, waarmee hij op zijn eiland te maken had. Hij leefde in een land en bestudeerde de taal van een volk dat zijn geschiedenis ontkende. Het zou het belangrijkste thema in zijn leven worden. 

Frank Martinus tussen de fraters in Lourdes tijdens zijn bezoek in 1958

Het leven tussen twee werelden – Nederland en Curaçao – leverde na een vakantie op Curaçao een dichtbundel op in zijn eigen taal, het Papiaments: Ta amor so por [Alleen de liefde kan het] (1961). Wat daarin ook een thema was, waren zijn veelvuldige (problematische) relaties met witte vrouwen in Nederland. Hij was op en top een charmeur, maar witte meisjes vonden zo’n zwarte jongen ook erg interessant. Op Curaçao werden zwarte kinderen bovendien opgevoed om de kleur van hun ras te verbeteren, dus met een lichtere partner te trouwen. De relaties met witte vrouwen kwam in al zijn latere romans terug.

Frank Martinus raakte tijdens zijn studie in een crisis, het lukte niet zijn studie af te ronden en na tien jaar werd zijn beurs stopgezet. Hij ging terug naar Curaçao, waar hij aan de rand van de maatschappij in grote armoede leefde en dakloos raakte. Hij zette een tijdschrift op, waarin hij ongezouten zijn kritiek uitte op zijn eigen volk én op Nederlanders. Hij trok ook een oud verhaal uit de kast, waarmee hij verder ging. Het was een verhaal over hoe je vrouwen moest straffen die overspel hadden gepleegd: het zou zijn bekendste roman worden: Dubbelspel.

Dubbelspel

De roman Dubbelspel verscheen in 1973. Arion was toen weer terug in Nederland: hij had geld weten te krijgen om alsnog zijn studie af te ronden. In die tijd coachte kinderboekenschrijfster Miep Diekmann Antilliaanse schrijvers, omdat uitgevers de Nederlandse literatuur wilden aanvullen met schrijvers uit Suriname en de Antillen. Ook Frank Martinus werd door Diekmann begeleid.

Voor Nederland was Dubbelspel een eerste kennismaking met de overzeese gebiedsdelen vanuit het perspectief van de onderklasse. De roman voldeed aan de drie eenheden (van tijd, plaats en handeling), zoals eerdere Antilliaanse romans; in Nederland was dat inmiddels een beetje ouderwets. Het verhaal beschrijft een potje domino met vier mannen op een zondagmiddag. Wat ze niet weten is dat de vrouwen van twee van hen, ‘het doen’ met de andere twee mannen. Ze bespreken tijdens het spel niet alleen de gebeurtenissen op het eiland, maar ook hoe ze overspelige vrouwen het best kunnen straffen. Dubbelspel deed denken aan de Antilliaanse korte romannetjes uit die tijd met thema’s als liefde, relaties, overspel, intriges en moord en ook in Dubbelspel loopt het met twee van de mannen slecht af.

Frank Martinus werd geprezen dat hij de armoede en onderklasse zo goed had beschreven, maar niemand wist dat hij over zijn eigen jeugd schreef. Ook hijzelf zweeg daarover. In Dubbelspel mocht de zoon van een van de hoofdpersonages (Ostrik) als enige van de wijk naar de middelbare school, maar kon niet naar school omdat hij geen schoenen had: zijn vader had het geld uitgegeven aan drank. Niet alleen Ostrik en diens vader hebben veel weg van Frank Martinus en zijn vader, maar het boek bevat ook verder heel veel autobiografische elementen.

Klassenfoto van Frank in de derde klas HBS, Radulphuscollege, Curaçao, 1953, Frank laatste rij geheel rechts

Arrogantie

Kort daarna schreef hij zijn tweede roman: Afscheid van de koningin (1975). Deze roman en de volgende romans waren qua stijl heel anders dan Dubbelspel. Wel stonden ook hierin zijn eigen ervaringen en gesprekken met mensen centraal. In Afscheid van de koningin werd duidelijk wat zijn levenslange strijd zou worden: het afzetten tegen de arrogantie van de witten en de achterstelling van de zwarten, wat te wijten was aan de slavernij. In deze roman beschrijft Martinus vanuit een Antilliaans-Nederlandse journalist die Afrika bezoekt diens strijd tegen racisme en zijn verzet tegen de witte macht. Het bleken thema’s waar Nederland nog niet rijp voor was, wat leidde tot frustratie van Martinus.

Het boek kwam uit toen hij inmiddels met zijn Surinaamse vriendin, de dichter en antropologe Trudi Guda, was verhuisd naar Suriname, dat in 1975 onafhankelijk was geworden. Ze wilden helpen met de opbouw van het land. Frank Martinus werd docent Nederlands aan een lerarenopleiding. In Suriname schreef hij zijn derde roman: Nobele wilden (1979), zijn lievelingsboek. Hierin ligt het perspectief bij de zwarte priester Julien – Martinus zelf had een grote wens om priester te worden, maar was niet toegelaten op het seminarie – die zich onderdompelt in het pelgrimsoord Lourdes en het mirakel van de verschijningen van Bernadette wil ontrafelen.

Het boek bevat zijn eigen schoolervaringen, reisverslagen, paginalange schema’s, brieven en vele theorieën van anderen. Martinus zag het als documentaire roman. Zijn persoonlijke worsteling met de fraters, het katholieke geloof, de gesprekken met zijn jeugdvriend, die wel priester werd, staan centraal. In deze roman komt de onderdrukking van de zwarte door de witte het meest tot uiting en de witten krijgen een forse draai om de oren. Ook krijgen we hier weer een inkijkje in zijn eigen jeugd en zijn verhouding tot de fraters.

Barricade

Daarna bleef het een poos stil, althans wat betreft het schrijven. Want Martinus liet wel op een andere manier van zich horen. Na de coup van Desi Bouterse in 1980 vertrok hij met zijn (inmiddels) echtgenote en dochter naar Curaçao, waar ze zouden blijven wonen. Frank Martinus stortte zich in de politiek, richtte een eigen partij op die pleitte voor onafhankelijkheid van Nederland, en beijverde zich voor de eigen taal, het Papiaments. Samen met zijn vrouw richtte hij ondanks zeer veel weerstand op het eiland een Papiamentstalige lagere school op, die later een vervolg zou krijgen in een mavo, havo en vwo.

Daarnaast was hij veelvuldig in Nederland, was vaste gast bij Winternachten, het literaire festival dat de voormalige koloniën literair verbond met Nederland, maar liet vooral in politieke discussies in de media zijn stem horen. Hij werd meer en meer het gezicht van de Nederlandse literatuur uit de West, maar vooral strijder voor kennis en bewustwording van de zwarte kant van de geschiedenis. Hij mengde zich ook in de Nederlandse politiek, die hem veel te arrogant was.

De problemen die kansloze Antilliaanse jongeren in de jaren 80 en 90 van de vorige eeuw in Nederland veroorzaakten, werden door de Nederlandse politiek afgedaan met uitspraken dat de Antillen maar op Marktplaats moesten worden gezet en dat deze jongeren terug gedumpt moesten worden naar de Antillen. Het was tegen het zere been van Martinus – de schuld van alles lag namelijk bij Nederland, vond hij – en het leverde hem forse aanvaringen op met onder anderen de latere minister-president Mark Rutte.

Het een en ander wakkerde het vuur van zijn strijd verder aan. Samen met schrijver Adriaan van Dis nam hij in 1994 het initiatief tot de oprichting van het slavernijmonument in Amsterdam (2002) en zette zich in voor een kenniscentrum over de slavernijgeschiedenis, dat later het NiNsee (Nationaal instituut Nederlands slavernijverleden en erfenis) zou worden. Zijn positie riep ook weerstand op: hij streed voor het Papiaments, voor onafhankelijkheid van Nederland, maar bleef in het Nederlands schrijven en liet zich graag fêteren aan de Noordzee.

Zijn politieke strijd en zijn onderzoek naar de verwantschap tussen het Papiaments en Afrikaanse talen, waarop hij in 1996 promoveerde, betekende dat hij niet meer tot schrijven kwam. Onder druk van de uitgeverij verscheen in 1995 De laatste vrijheid, dat ging over de vulkaanuitbarsting op Guadeloupe in 1976 waar hij zelf was geweest, en in 2006 De deserteurs.

In deze laatste roman, die speelde ten tijde van de Amerikaanse vrijheidsoorlog, voerde Martinus net als in Dubbelspel weer vier mannelijke hoofdpersonages op. Het schrijven lukte steeds minder. Hij kon er zich moeilijk toe zetten, dronk veel en klaagde over wanorde in zijn hoofd. De laatste tien jaar van zijn leven nam zijn gezondheid af. Wel werd nog een essaybundel (Intimiteiten van het schrijven) in 2009 uitgegeven en een poëziebundel (Heimwee en de ruïne) in 2013. Martinus overleed in 2015 op 78-jarige leeftijd.

Ridderorde

Hoewel zijn romans na Dubbelspel niet zo enthousiast werden ontvangen – recensenten vonden ze te breedvoerig en vonden de gelijkenis tussen Martinus zelf en de zwarte, heilige, ijdele, betweterige mannelijke hoofdpersonen voor wie alle vrouwen vielen, ergerlijk –, had Martinus een voorbeeldfunctie als zwarte schrijver van postkoloniale literatuur in Nederland. Hij liet de verstrengeling zien tussen de culturen en de problematiek die daarmee gepaard gaat. Hij wilde Nederland wakker schudden en werd steeds radicaler omdat men niet luisterde. Hij was uiteindelijk zo teleurgesteld dat hij de Ridderorde die hij eerder had gekregen terugstuurde naar de koningin.

Maar zijn thema’s, zijn pogingen tot begrip voor zíjn kant van de geschiedenis, sluiten nog altijd of juist meer dan ooit aan bij de actualiteit en de toenemende aandacht voor het erkennen van het koloniaal verleden. In de excuses voor het slavernijverleden in 2023 klinken woorden door die hij al in de jaren 60 uitte. Geen wonder dat hij vond dat het inzicht zo traag ging. Zijn boeken mogen niet gemakkelijk zijn, maar ze zijn een weerspiegeling van de strijd voor zwart bewustzijn. En dragen nog altijd bij aan kennis en begrip.

Frank Martinus Arion bij Errol Caprino in BinnensteBuiten, 20 maart 2000.
Deel dit artikel