Curaçao

Kansen Gerrit Schotte in cassatie bijzonder klein

Gerrit Schotte en Cicely van der Dijs komen aan bij de rechtbank in Willemstad | Foto’s Dick Drayer

De Hoge Raad van Nederland doet vandaag uitspraak in de geruchtmakende zaak tegen Gerrit Schotte, de voormalige premier van Curaçao. De zaak gaat – in tegenstelling tot wat Schotte zijn toehoorders wil laten geloven – niet meer over zijn schuld of onschuld. De feiten en omstandigheden die zijn vastgesteld in de eerdere rechtszaken staan niet ter discussie. Wat wel ter discussie staat, is of Schotte had mogen worden vervolgd op basis van de uitvoer van het onderzoek door Justitie.

Zowel het Hof als het Gerecht in Eerste Aanleg hebben geconcludeerd dat de eerste premier zich ambtelijk heeft laten omkopen door Francesco Corallo. De Siciliaanse maffiabaas met een casinoketen op Sint Maarten probeerde invloed te verkrijgen door de oprichting van Schotte’s partij, de Movementu Futuro Kòrsou, MFK, te financieren.

Om die geldstromen te kunnen verantwoorden, heeft de voormalig premier met behulp van zijn partner Cicely van der Dijs facturen vervalst en de aanzienlijke bedragen daarna witgewassen.  Gerrit Schotte werd hiervoor op 21 juli 2017 veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie jaar. Als bijkomende straf werd hem een ontzetting uit het passieve kiesrecht opgelegd voor vijf jaar. Zijn partner kreeg een gevangenisstraf van vijftien maanden waarvan zes maanden voorwaardelijk wegens witwassen.

Cassatiemiddelen
Advocaat Geert-Jan Knoops heeft op veertien punten in het vonnis van Schotte en zeven in het vonnis van zijn partner bezwaar aangetekend. De cassatiemiddelen, zoals die heten, zouden volgens de verdediging moeten leiden tot het vernietigen van de vonnissen in Hoger Beroep en een eventuele heropening van de zaak bij het Hof in Willemstad.

mr. Geert -Jan Knoops

In zijn conclusies bespreekt de Advocaat-generaal de aangevoerde cassatieklachten uitvoerig. Hij  gaat daarbij onder meer in op de klachten die zich richten tegen het bewijs voor de ambtelijke omkoping en de vraag of Schotte op het moment van het aannemen van de giften wist dat die giften hem werden gedaan om hem om te kopen.Uitspraken van de Hoge Raad gaan doorgaans vergezeld van de conclusie van de Advocaat-generaal. De Hoge Raad volgt dit advies, of wijkt ervan af als hij een andere mening heeft. Advocaat-generaal in deze zaak is mr. Edwin Bleichrodt.

Pelicano

Bleichrodt concludeert in zijn adviezen dat geen van de veertien cassatiemiddelen in de zaak van Schotte en de zeven cassatiemiddelen in de zaak van zijn medeverdachte leidt tot vernietiging van de uitspraken. Hij adviseert de Hoge Raad dan ook de beide cassatieberoepen te verwerpen en daarmee de uitspraken in stand te laten.

Het eerste bezwaar van Gerrit Schotte tegen zijn veroordeling is het feit dat het Hof officier van Justitie in Milaan mr. Pelicano niet heeft willen horen als getuige in deze zaak. Volgens de verdediging wordt door zijn getuigenis duidelijk dat de start van het strafvorderlijk onderzoek  onrechtmatig is. Schotte had nooit mogen worden vervolgd. Er was onvoldoende verdenking tegen hem op basis van de gegevens van het meldpunt voor ongebruikelijke transacties, de zogenaamde MOT-meldingen.

Pelicano zou kunnen getuigen dat het Openbaar Ministerie in Willemstad zelf contact met hem in Milaan heeft gezocht en niet andersom, zoals Advocaat-generaal Anton van de Schans beweert. Die zou hebben gezegd dat de start van het onderzoek mede door het contact met Pelicano was begonnen en niet alleen vanuit de MOT-meldingen. Lag er daadwerkelijk een zelfstandige bron van verdenking, dus los van de Mot-meldingen, die volgens Schotte onvoldoende zijn om een strafrechtelijk onderzoek te beginnen.

Start onderzoek
Knoops schakelt twee Italiaanse advocaten in, Luparia en Padovani. Die zeggen met Pelicano te hebben gesproken. Pelicano zou tegenover hen hebben ontkent dat het contact is verlopen op de wijze zoals door het Openbaar Ministerie Willemstad in het dossier is gesteld. Schotte’s advocaat wil Pelicano oproepen en motiveert dat door te stellen dat die kan verklaren dat Anton van der Schans leugenachtig is. Bovendien kan de Italiaanse officier nog veel meer verklaren in het voordeel van Schotte.

Het verzoek tot het horen van Pelicano als getuige is geplaatst in de sleutel van een beroep op niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie dan wel bewijsuitsluiting. De Hoge Raad heeft eerder uitgemaakt dat in geval wordt verzocht om het horen van getuigen ter onderbouwing van een beroep op een vormverzuim gemotiveerd moet worden gesteld welke vast omschreven en rechtsgevolgen dat heeft.

Zitting geschorst, advocaten echtpaar Knoops overlegd met Italiaanse advocaat-getuigen

Daarbij komt dat zelfs als het contact tussen de Italiaanse autoriteiten en het Openbaar Ministerie te Curaçao op een andere wijze tot stand zou zijn gekomen dan is gezegd, daarmee niet-ontvankelijkheid van het OM als rechtsgevolg in beginsel niet snel in beeld komt.Volgens mr. Bleichrodt onderbouwen de twee Italiaanse advocaten niet aan wat Pelicano anders zou kunnen getuigen. Het Hof in Willemstad is ervan uitgegaan dat dat contact tot stand kwam in de tweede helft van 2012, dus voordat toenmalig procureur-generaal mr. Piar het startsein gaf voor een rechercheonderzoek naar ongebruikelijke transacties en ruim voordat hij bij brief van 6 juni 2013 opdracht gaf het onderzoek voort te zetten als een strafrechtelijk onderzoek.

Dat betekent dat het initiatief tot het contact tussen de autoriteiten van beide landen buiten het kader van het voorbereidend onderzoek plaatsvond. Bovendien is Knoops ruim in de gelegenheid geweest zijn visie te geven op de betrouwbaarheid en de betekenis voor het bewijs van de facturen die de Pelicano ter inzage heeft gegeven en die na een rechtshulpverzoek aan de processtukken zijn toegevoegd.

MOT-meldingen

Er was volgens de verdediging onvoldoende verdenking tegen Gerrit Schotte toen het strafvorderlijke onderzoek begon. De MOT-meldingen leverden op zichzelf geen verdenking op, aldus Knoops. Maar volgens de Advocaat-generaal van de Hoge Raad valt niet in te zien waarom het ontbreken van een redelijk vermoeden van schuld als zodanig zou moeten leiden tot niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie in de vervolging.

Immers, uit het voorbereidende onderzoek komt naar voren, dat Schotte naast zijn salaris als Eilandraadslid, grote hoeveelheden contant geld op zijn rekening stort of laat storten en dat Schotte zelf bij de bank aangeeft dat dit contante geld voortkomt uit werkzaamheden als ondernemer en persoonlijk consultant, terwijl hij op zijn persoonlijke Linkedin-pagina niet zegt dat hij persoonlijke consultant is of was.

Uit de verstrekte MOT-meldingen blijkt dat Schotte en directe familieleden en geassocieerden in de periode van maart 2007 tot januari 2013 betrokken zijn bij een groot aantal ‘MOT-meldingen’ voor een totaal bedrag van ANG 2.225.786,00. De inhoud van de meldingen sluit aan bij de inhoud van de aangiften die tegen Schotte zijn gedaan.

Onrechtmatig

Knoops stelt bovendien dat er sprake is geweest van onrechtmatigheden in het kader van de MOT-meldingen en dat het Openbaar Ministerie de MOT-meldingen daarom niet had mogen gebruiken om een onderzoek, dat later resulteerde in een strafrechtelijk onderzoek, te starten en een verdenking op te baseren. Volgens de verdediging heeft het Openbaar Ministerie daarmee zijn vervolgingsrecht verspeeld dan wel zou het Hof moeten overgaan tot bewijsuitsluiting.

Verdedigingsteam Knoops

Mr. Bleichrodt stelt dat indien bewijsmateriaal onrechtmatig door derden, hier de Veiligheidsdienst Curaçao wordt vergaard en vervolgens aan de politie wordt overhandigd, dat niet hoeft te leiden tot bewijsuitsluiting of strafvermindering. Niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie is in zodanig geval zelfs uitgesloten.

In deze lijn in de rechtspraak klinkt de gedachte door dat onrechtmatig optreden waaraan de politie en het openbaar ministerie part noch deel hebben gehad niet aan de strafvorderlijke autoriteiten kan worden toegerekend.

Deze nadruk op de betrokkenheid van de politie en het openbaar ministerie sluit aan bij de verdeling van verantwoordelijkheden in het strafproces. Het gaat in het algemeen niet aan het openbaar ministerie af te rekenen op fouten van derden waarover het geen zeggenschap heeft.

Omkoping
Schotte heeft in Eerste Aanleg en Hoger Beroep gezegd dat de bedragen die Francesco Corallo overmaakte donaties waren en geen giften. Met andere woorden: er werd geen tegenprestatie verwacht: Schotte hoefde daarvoor niet iets te doen of te laten als ambtenaar en politicus. Het Hof zou niet voldoende hebben gemotiveerd waarom er geen sprake was van giften maar van partijsponsoring voor de MFK.

Kortom, nu er geen sprake is van het aannemen van een “gift” door Schotte, maar het ontvangen van donaties ten behoeve van de financiering van een politieke campagne, dient hij reeds daarom van omkoping worden vrijgesproken.

Maar mr. Edwin Bleichrodt stelt in zijn pleidooi dat het artikel, dat passieve ambtelijke omkoping strafbaar stelt, geënt is op het idee dat het begrip ‘gift’ in de omkopingsbepalingen een ruime
reikwijdte kent. De Hoge Raad heeft eerder al geoordeeld dat onder het doen van een gift wordt verstaan elk overdragen aan een ander van iets dat voor die ander waarde heeft. Bovendien is persoonlijke bevoordeling van de ambtenaar niet vereist om van een gift te kunnen spreken.

Grondig bestuderen
Bovenstaande en overige door de verdediging van Gerrit Schotte ingediende cassatiemiddelen kunnen volgens Advocaat-generaal Edwin Bleichroth geen ander licht werpen op de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. Ambtshalve ziet hij daarom geen gronden die tot vernietiging van de bestreden uitspraak van het Hof in Willemstad kunnen leiden.

De kans is daarmee groot dat de eerste premier van Curaçao, Gerrit Schotte en levenspartner, Cicely van der Dijs, morgen geen rechtsmiddelen meer hebben en hun veroordeling in rechte vaststaat. Gevraagd aan het Openbaar Ministerie of de voormalige premier en zijn levenspartner morgen ook opgehaald worden om hun straf meteen uit te gaan zitten, luidt het antwoord: ‘wij zullen de uitspraak van de Hoge Raad grondig bestuderen.’

Deel dit artikel