Aruba

Arjen van Rijn: Spectaculair vonnis homohuwelijk is juridisch weldoordacht

WILLEMSTAD – Is de rechter op de stoel van de wetgever gaan zitten door het Burgerlijk Wetboek zelf opzij te schuiven en het homohuwelijk kortweg via een vonnis in te voeren? Hoort niet de wetgever hierover te beslissen?

Deze week baarde het vonnis van de rechtbank in Willemstad over twee zaken – een op Curaçao en een op Aruba – opzien. Beide landen moeten het homohuwelijk toestaan, zodra het vonnis in hoger beroep onherroepelijk is geworden. Dat is op 6 maart 23.59 uur 2023 als beide overheden niet in cassatie zijn gegaan.

Arjen van Rijn, buitengewoon hoogleraar Staatsrecht en Staatkundige Vernieuwing aan de University of Curaçao laat zijn licht schijnen over wat hij noemt: een spectaculair vonnis.

Streep

Het is inmiddels al meer dan vijftien jaar geleden dat de Hoge Raad bepaalde dat elk land binnen het Koninkrijk zelf mocht beslissen of het al dan niet het homohuwelijk zou invoeren en dat het van invoering ook mocht afzien.

Het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) beschermt alleen het huwelijk tussen één man en één vrouw en daarom kan het niet-openstellen van het huwelijk voor paren van gelijk geslacht volgens het Europees Hof voor de Rechten van de Mens in Straatsburg geen discriminatie opleveren. De Caribische rechter is die lijn tot nu toe steeds gevolgd.

Maar in een spectaculair vonnis heeft het Gemeenschappelijk Hof van Justitie daar eergisteren een streep door gehaald en geoordeeld dat op Aruba en Curaçao voortaan paren van gelijk geslacht net als man/vrouw-paren het recht hebben te trouwen zodra het vonnis onherroepelijk is.

Wetswijziging is niet nodig. Het vonnis werkt direct. De ambtenaar van de burgerlijke stand mag niet weigeren. Een kleine revolutie. Kennelijk vindt het Hof dat homostellen lang genoeg hebben gewacht en niet langer als tweederangsburgers mogen worden behandeld.

Tweetrapsraket

Het Hof bereikt zijn conclusie via een tweetrapsraket. Inderdaad levert het niet openstellen van het huwelijk voor twee mannen of twee vrouwen nog steeds geen discriminatie in de zin van het EVRM op.

Maar ook de Staatsregeling bevat een discriminatieverbod en daaraan mag de Caribische rechter de wet eveneens meten. De Staatsregeling kent anders dan het EVRM geen bepaling die het huwelijk tussen één man en één vrouw beschermt. Dat geeft volgens het Hof de vrijheid om de niet-toelating van het homohuwelijk te toetsen aan het discriminatieverbod zonder daarbij gehinderd te worden door het EVRM.

Het Hof is er vervolgens eens goed voor gaan zitten. Op minuscule wijze is onderzocht of de ongelijke behandeling van homostellen als het om het huwelijk gaat een goed doel dient en of er voor die ongelijke behandeling een objectieve en redelijke rechtvaardiging bestaat.

Alle gebruikelijke argumenten, namelijk dat het homohuwelijk niet past in de cultuur, traditie, godsdienstige overtuigingen, natuur, of vul verder maar in van de Curaçaoënaars, worden besproken. En er worden korte metten mee gemaakt.

Uit het enkele feit dat het traditionele huwelijk tussen man en vrouw al eeuwenlang bestaat en het homohuwelijk niet, kan niet worden afgeleid dat het ene goed is en het andere slecht. Godsdienstige overtuigingen mogen evenmin een rol spelen. De vrijheid van godsdienst gaat in een democratische rechtsstaat namelijk niet zo ver dat men de eigen godsdienstige normen en waarden kan opleggen aan een ander, aldus het Hof.

Invoering van het homohuwelijk staat er bovendien op geen enkele wijze aan in de weg dat iemand die daartegen is, trouwt met de persoon van zijn of haar eigen keuze. Het Hof herinnert eraan, dat ook het traditionele huwelijk tussen man en vrouw een evolutie heeft doorgemaakt. Werden huwelijken vroeger door de ouders gearrangeerd en speelden mannen binnen het huwelijk een dominante rol, tegenwoordig ligt dat totaal anders. Inzichten veranderen nu eenmaal.

Daarom is er helemaal niets geks aan dat het instituut huwelijk nu weer een nieuwe stap doormaakt en wordt uitgebreid tot het homohuwelijk. Zo gaat het Hof nog even door.

Hoogste tijd

Inderdaad wordt het hoogste tijd dat het huwelijk wordt opengesteld voor paren van gelijk geslacht. Zoals overal ter wereld maken seksuele en relationele diversiteit van oudsher deel uit ook van de Curaçaose samenleving. Wie dat ontkent, ontkent de realiteit. Juist ook op Curaçao weet men bovendien op grond van de geschiedenis wat het betekent uitgesloten te worden.

Eeuwenlang heeft de bevolking van Curaçao geleden onder een absurd en mensen verachtend systeem dat slavernij heette. Juist ook op Curaçao wordt respect met een hoofdletter geschreven. Om met een variatie op Ien Dales te spreken: een beetje respect bestaat niet. Voor tweederangs behandeling behoort in zo’n samenleving geen plaats te zijn.

Ook al leert het leven dat het ook in een democratische rechtsstaat moeilijk genoeg is om tweederangs behandeling overal te voorkomen: waar wij haar (leren) zien moeten wij haar bestrijden. Is de rechter op de stoel van de wetgever gaan zitten door het Burgerlijk Wetboek zelf opzij te schuiven en het homohuwelijk kortweg via een vonnis in te voeren? Hoort niet de wetgever hierover te beslissen?

Mensenrechten

Feit is dat de Curaçaose wetgever tot dusver zelfs weigert om het geregistreerd partnerschap voor paren van gelijk geslacht mogelijk te maken, hoewel hij hiertoe verplicht is omdat het Europees Hof dit allang als harde eis aan de bij het EVRM aangesloten landen stelt. Bovendien: ‘Het gaat niet om meerderheden maar om mensenrechten’, zoals een student kernachtig samenvatte toen we het kersverse vonnis in het college bespraken.

Het recht om gevrijwaard te blijven van discriminatie staat niet ter vrije beschikking van ‘de politiek’, maar is een grondrecht dat voor de politiek en de wetgever een leidraad behoort te zijn voor hun handelen. Doen ze dat niet voldoende, dan moet op een gegeven moment de rechter ingrijpen.

Daar is in een democratische rechtsstaat die gebaseerd is op de ‘rule of law’ niets mis mee. Dat moet zelfs en burgers verwachten dat. Het Land Curaçao heeft nog de mogelijkheid om cassatieberoep bij de Hoge Raad in te stellen. Pas daarna weten we of de deur van de burgerlijke stand werkelijk voor homostellen openstaat. Het Hof is eerlijk genoeg geweest om hier uitdrukkelijk rekening mee te houden, want: ‘het gaat om een maatschappelijk zeer belangrijke en omstreden kwestie’.

Het vonnis bevat een aantal redeneringen waarover voor juridische scherpslijpers goed te bakkeleien valt. Maar ik vraag mij af of het Land dit pad zou moeten bewandelen en veel geld moet gaan uitgeven voor een procedure tegen het homohuwelijk, dat er uiteindelijk toch gaat komen. De trend is onomkeerbaar. De kosmopolitische en pluralistische Curaçaose samenleving heeft het niet verdiend de hekkensluiter van het verlichte deel van de wereld te worden.

Deel dit artikel