Nieuws Curaçao

Martinus Niewindt kwam tweehonderd jaar geleden aan op Curaçao

Het standbeeld van Martinus Joannes Niewindt (1796-1860) bij de Basilika Santa Ana aan de Breedestraat in Otrobanda wordt vanwege de herdenking schoongemaakt | foto Marius Bremmer

Tekst en foto’s: Marius Bremmer

                  -emancipator van arme slavenbevolking-

De Rooms-Katholieke Kerk van Curaçao herdacht afgelopen week dat Martinus Joannes Niewindt tweehonderd jaar geleden op het eiland aankwam. Hij geldt als groot godsdienstig strijder voor de vrijheid en de ontwikkeling van de arme slavenbevolking in de toenmalige kolonie.

Het verhaal gaat dat Niewindt als jongeman bij een wandeling door zijn geboortestad Amsterdam stil stond voor een grachtenhuis, waarop een gevelsteen prijkte met de voorstelling van een schip. Daaronder stond het woord Curaçao. Hij zag er een boodschap in om op die bestemming het Evangelie te gaan prediken.

Nieuwindt werd in 1819 in Münster tot priester gewijd. In 1824 benoemde de ‘Congregatie tot Voortplanting des Geloofs’ Niewindt tot ‘apostolisch prefect’ van Curaçao, eerst voor vijf jaar. Hij zei zijn bejaarde ouders vaarwel en scheepte zich in naar de West. Onderweg doopte hij nog een aantal kinderen op Sint-Eustatius en Sint-Maarten. Na een reis van 52 dagen zette hij op 27 augustus van dat jaar voet aan wal op Curaçao. 

Samen met meereizend kapelaan Jacob Eijsenbeil troffen zij te Willemstad aangekomen zeven arme Spaanse priesters aan en de kerk van Sint Anna: ‘een schamel bedehuis, de grond bekleed met gele klinkers, de banken oud en wrak’. Het koloniale bestuur stond in die tijd de rooms-katholieken slechts één kerkgebouw toe. Dat kon niet in de schaduw staan van de monumentale protestantse Fortkerk in Fort Amsterdam en de voor die tijd enorme ‘Snoa’ in het hart van de stad, de synagoge van de joden. 

Onderdak

De pastorie en het kapelaanshuis bij de kerk van Sint Anna waren dermate vervallen, dat beide priesters uit eigen zak elders onderdak moesten regelen. Hun inkomen bestond uit een ambtenarensalaris dat Koning Willem I het jaar ervoor had ingesteld voor de eredienst van Suriname en Curaçao. Nieuwindt en van Eijsenbeil werden ‘ambtenaar der 1ste Klasse’. Ook hun overtocht was door het rijk betaald.

Naast de protestanten en de joden was de toen aanwezig ‘verdorde’ rooms-katholieke gemeente in aantal leden het grootste kerkgenootschap van het eiland en bestond -zo lezen we in oude geschriften- in meerderheid uit ‘kleurlingen, vrije negers, slaven en slechts enkele blanken’. De overgrote meerderheid van de bevolking was heiden en bestond ‘uit het verachte kroost van Cham en de “afzetsels” van blanken bij gekleurde vrouwen’. 

Voor Niewindt was er werk aan de winkel. Hij leerde al snel het Papiaments en startte cathechismuslessen. Zijn ‘Catecismo Corticu’ uit 1826 was een van de eerste drukwerken in het Papiaments en droeg bij aan de verdere ontwikkeling van deze taal.

Portret van bisschop Niewindt

De ‘blanke protestanten’ en de joden op Curaçao trokken zich weinig aan van het lot van de arme slavenbevolking. Ook het toenmalige koloniale bestuur had geen aandacht voor de armen, maar Niewindt zette zich met des te meer ijver in om de slaven te leren lezen en schrijven. Hij kreeg daarbij te maken met wat hij noemde een bevolkingsgroep waarbij ‘traagheid, wulpsheid, morsigheid en drankzicht de grootste ondeugden waren’, maar wat hem motiveerde was hun ‘vatbaarheid voor zedelijke verbetering’. 

Bij de overheid bracht hij voortdurend het gebrek aan zorg onder de aandacht. Ook eiste hij dat slaven op zondag naar de mis konden, dat ze konden trouwen en dat gezinsleden niet los van elkaar verkocht mochten worden. Daarnaast drong hij bij hun eigenaren aan op betere voeding en een betere behandeling. 

De ‘Catecismo Corticu’ droeg bij aan de ontwikkeling van het Papiaments.

Onderwijs

Niewindt benoemde zijn collega Eijsenbeil tot eerste priester op Bonaire en trok zelf al evangeliserend langs de eilanden Aruba, Sint-Eustatius en Sint-Maarten, ‘waar kapel noch priester’ werden aangetroffen. Hij startte op Curaçao een priesteropleiding en haalde in 1842 de ‘Zusters van Roosendaal’ naar het eiland om onderwijs te geven. Hij richtte een drukkerij op en schreef zelf schoolboekjes en geestelijke geschriften in het Papiaments. In datzelfde jaar werd Nieuwindt tot ‘apostolisch vicaris van de kolonie Curaçao en onderhorigheden’ benoemd. In die functie startte hij de zorg voor zieken in een instelling die zou uitgroeien tot het huidige Curaçao Medical Center. Ook bekommerde hij zich om de zorg voor leprozen en mensen met een geestesziekte.

Niewindt werd door de Nederlandse overheid al in 1842 benoemd tot Ridder in de Orde van de Nederlandse Leeuw, een zeer hoge onderscheiding voor en Rooms-katholiek geestelijke in die tijd.

In 1843 werd Niewindt tot bisschop gewijd. Over hem werd gezegd: “Hij was een boom die gouden vruchten droeg”. In de contacten met de overheid gold hij als onverschrokken, hij was voor niets en niemand bang. Hij geldt als de grondlegger van het bisdom Willemstad. Onder zijn bestuur werd de Rooms-katholieke kerk een goed georganiseerde organisatie en het katholicisme de dominante godsdienst op de ABC-eilanden. 

Niewindt overleed op 12 januari 1860, drie jaar voor de afschaffing van de slavernij. Van zijn begrafenis werd gezegd dat dit ‘de meest plechtige die ooit op Curaçao plaats vond’ was. 

De Rooms-Katholieke kerk herdenkt Martinus Joannes Niewindt als een priester met een groot geloof, veel visie en moed.

Niewindt wordt geëerd als priester met een groot geloof, visie en moed | foto Marius Bremmer
Deel dit artikel