Nederland ziet inheemse bevolking Caribische eilanden nog altijd over het hoofd
LEIDEN – Eén groep leek vergeten in de rede waarmee premier Mark Rutte excuses aanbood voor de slavernij: de inheemse Caribische bevolking werd niet genoemd. Het is in Suriname en de Caraïben ’niet onopgemerkt gebleven’, weet de Leidse hoogleraar Caribische Archeologie Corinne Hofman. Ze vertelt erover in het Leidschdagblad.
De komst van Christoffel Columbus naar de Caribische eilanden was het begin van een gewelddadig kolonisatietijdperk. Uit de tentoonstelling ’Caribische Connecties’, die tot zaterdag 20 mei te zien is, blijkt dat de inheemse bevolking op gruwelijke wijze werd ontworteld, tot slaaf gemaakt en blootgesteld aan oorlog, pandemieën en deportatie.
Toch maakte ’1492’ geen einde aan de inheemse culturen van Caribisch gebied, zeggen Hofman en haar student Leo Kalajian. Ze maakten een proces van transformatie door. Sommige tradities gingen wel verloren, maar andere kregen nieuwe betekenissen in de wisselwerking met nieuwkomers in het gebied – Europeanen, slaafgemaakte Afrikanen en contractarbeiders uit Azië.
Als voorbeeld waartoe dat kon leiden, toont Hofman een roodbruine, buikige pot met een wijde hals, die gemaakt is in de Dominicaanse Republiek. ,,Hiervan kun je eigenlijk niet zeggen of het een inheemse, Afrikaanse of Europese pot is.’’
Verstrengeling
Dat proces waarin bevolkingsgroepen uit verschillende culturele uitingen en tradities een nieuw geheel smeden, heet ’creolisatie’. Hofman spreekt graag van verstrengeling. ,,De inwoners van de Cariben vergelijken de uitkomst weleens met mangrovewortels: je kunt de individuele wortels nog wel zien, maar ze zijn zo door elkaar gegroeid dat ze één geheel vormen.’’
Oude tradities laten zich bovendien niet zo gemakkelijk onderdrukken. Dat ze vaak terugkeren in een nieuw jasje, blijkt wel uit beeldjes die bekendstaan als ’diosa de la luna’. In de tentoonstelling zijn enkele van deze houten en stenen ’maanbeeldjes’ te zien. Ze werden tussen 900 en 1500 gemaakt. De Spanjaarden onderdrukten deze inheemse beeldcultuur, maar inmiddels zijn de beeldjes als ’Taíno symbols’ weer springlevend.
Ze worden op de Dominicaanse Republiek in grote hoeveelheden verkocht aan toeristen door een inheemse bevolkingsgroep die sinds de 19de eeuw bekendstaat als ’Taíno’. In de tentoonstelling wordt deze ’constructie van culturele identiteit’ beschouwd als een manier waarop de inheemse bevolking een ’dialoog’ kan aangaan met het eigen precolumbiaanse verleden.
Legitimering
De Spaanse overheersers hadden er begrijpelijkerwijs behoefte aan om hun veroveringsoorlogen te legitimeren. Zij namen hun toevlucht tot het bekende argument ’Een volk op zoek naar een land, vindt een land zonder volk’.
Dat er in hun koloniale rijk inheemse en later ook Afrikaanse gemeenschappen leefden, kwam in dat verhaal niet goed uit. Ze mochten er als het ware niet zijn. ,,Ze zijn daarom gediscrimineerd, verwaarloosd en gemarginaliseerd’’, zegt Hofman. ,,Veel Spanjaarden hangen dit legitimatieverhaal nog altijd aan.’’
Sinds de verovering van de Cariben hebben de koloniale heersers maar weinig over de inheemse en Afrikaanse gemeenschappen geschreven. Zelf hebben zij ook geen geschreven bronnen nagelaten. Archeologie is de enige manier om toch iets aan de weet te komen over de geschiedenis, tradities, materiële cultuur en identiteit van deze onzichtbare culturen.
Hofman ziet het als haar plicht als archeoloog om de bewoners van de Cariben hun multiculturele erfenis terug te geven. ’Caribische Connecties’ is één van de manieren om dat te doen.
Bestuursbureau
De rondreizende tentoonstelling die tot zaterdag 20 mei in de hal van het bestuursbureau van de Universiteit Leiden staat opgesteld, is gemaakt in 2019. Hij was eerder te zien in Suriname en op elf eilanden van het Caribisch gebied. De expositie bestaat uit vier onderdelen, die voor elke locatie en voor elk publiek anders worden gerangschikt. Bij de ’reis’ die de Leidse bezoekers maken, speelt mee dat sommige delen van het universitaire gebouwencomplex zijn gebouwd in de 16de eeuw.
Hofman en Kalajian wijzen erop dat precies in deze periode de Cariben werden gekoloniseerd, en hoewel er geen direct oorzakelijk verband is, voelt die associatie voor de betrokkenen toch beladen. Hofman vindt het mooi dat de tentoonstelling deze ’koloniale ruimte’ kan ’overnemen’.
Hoewel voor iedereen interessant, hoopt Kalajian op bezoekers uit Caribisch Nederland. ,,Leiden heeft een grote Caribische gemeenschap.’’
Dit jaar herdenken Nederland, de zes eilanden van het Koninkrijk der Nederlanden en Suriname dat er 150 jaar geleden definitief een einde kwam aan de slavernij. In zekere zin, zegt Hofman, valt er wel een relatie te leggen tussen ’Caribische connecties’ en Keti Koti. Nog altijd hebben de meeste Nederlanders maar weinig belangstelling voor deze eilanden.
Nederlanders weten niet hoe de kolonisatie is verlopen en ook niet dat Antillianen zijn slaafgemaakt, uitgebuit en ontworteld. Het koloniale verhaal van discriminatie, verwaarlozing en marginalisatie gaat ook voor Nederland op. Hofman vindt het tekenend dat zelfs als de premier verontschuldigingen voor de koloniale overheersing aanbiedt, hij daarbij de inheemse bevolking nog altijd over het hoofd ziet.
Caribische Connecties is tot zaterdag 20 mei te zien in de hal van de ’Oude UB’, ofwel het bestuursbureau van de Universiteit Leiden. Geopend op werkdagen van 9.00 tot 17.00 uur, toegang gratis.