Het verhaal achter de rode gietijzeren brievenbus
Auteur en foto’s: Marius Bremmer
Historisch erfgoed zit niet alleen in gebouwen! Ook antieke rode gietijzeren brievenbussen in het straatbeeld verdienen aandacht en moeten bewaard blijven. Op Curaçao zijn er nog vijf, maar je treft ze ook nog in andere landen. We gaan kennismaken met deze pronkstukken uit vroeger tijden. Eéntje vertelt het verhaal over de hele familie…
“Ik sta opgesteld bij de ingang van vliegveld Hato. Ik ben niet de enige uit onze grote familie die nog niet met pensioen is. Wie vlak voor vertrek met het vliegtuig nog een brief wil posten kan bij mij terecht. Met honderdvier jaar ben ik ook lang niet de oudste.
Ook mijn familielid in de vertrekhal hierboven werkt nog, echt de laatste kans dus voor wie nog voor zijn vlucht van post af wil. Boven sta je heerlijk in de airco en heb je geen last van de regen. Om te weten hoe oud hij is moet je zelf maar gaan kijken. Wie ons goed bestudeert kan ons geboortejaar lezen, het staat aan onze linkerzijkant, helemaal bovenaan.
Wie bij restaurant ‘De Dames’ wat gaat eten of drinken ziet een ander familielid. Deze houdt altijd de parkeerplaats van het Promenade Shopping Center in de gaten en ziet er voor zijn leeftijd nog heel aardig uit hoor: honderdtwee jaar oud. Ik heb zelf intussen wat rare plakkers op me en wat ouderdomsvlekken.
Dan is er nog een familielid op Curaçao van honderdvijfentwintig jaar! Oud hoor, haast een generatie ouder dan ikzelf! Die kun je vinden bij de ingang van het Avila Hotel. Gasten kunnen er bijvoorbeeld ansichtkaarten naar familieleden posten. Het hotel zorgt er dan voor dat ze op het postkantoor komen. Een rustig bestaan, er zijn niet veel mensen meer die nog ansichtkaarten versturen. Dan is er nog een vijfde familielid hier op het eiland, die staat bij het vroegere Hilton Hotel, nu het Dreams Curaçao Resort. Wil je die zien en de leeftijd bekijken, dan zul je eerst een kamer moeten boeken. Het hotelterrein blijkt alleen toegankelijk voor gasten, de security laat je anders niet door.
Ook op Aruba hebben we een familielid, het is er bij mijn weten maar één. Die houdt in het centrum de wacht bij Fort Zoutman, naast Toren Willem III. Die makker is er echt slecht aan toe en mag wel eens wat aan zijn uiterlijk doen. Als je die ziet vrees je gewoon het ergste!
Of er ooit iemand van ons op Bonaire is geweest, dat kan ik je helaas niet zeggen, ik denk het niet eigenlijk.
Wel weet ik dat er in Suriname nog familie is. Er staat er eentje tegen de bakstenen muur van Fort Zeelandia, pal ernaast staat een groot standbeeld van koningin Wilhelmina. Zou deze jongen de beruchte Decembermoorden aldaar van nabij hebben meegemaakt?
Het andere familielid vind je op het centrale Kerkplein. Schrik niet: die hangt half in de ijzers, hij staat amper meer op eigen benen en lijkt wel melaats. Heel jammer!
Je zult het niet geloven, we hebben ook nog familie in Indonesië. Geen idee hoeveel dat er nog zijn, het is wel een heel groot land. De bekendste vind je in ieder geval in de hoofdstad Jakarta, op een toplocatie: aan het centrale Fatahilla Plein. Precies voor de ingang van het ‘kantor Pos’, het postkantoor. Vroeger heette dat plein het Wilhelminaplein, dus net als bij ons in Punda!
Een ander familielid treft je in hartje Yogyakarta, op Midden-Java. Die is niet van gietijzer, is daarom een stuk lichter en heeft als enige de gleuf aan de zijkant, heel vreemd. We verschillen soms een beetje van tint, maar dit is de enige met een echt andere huidskleur: grijs!
Wat kan ik nog meer zeggen? O ja, we hebben wel allemaal zo’n beetje hetzelfde gewicht: rond de vierhonderd kilo. Sinds 1870 zijn we helemaal van gietijzer, daarvoor hadden we ook een stenen voetstuk. Sindsdien staan we steviger in onze schoenen, want als we omvallen – dat is wel eens iemand overkomen – dan breken we in stukken.
We komen allemaal uit Nederland, daar tref je de meeste familie nog, meest in dorpen en op pleinen. Een mooi voorbeeld is die in het stadje Goedereede in Zuid-Holland. Ook vind je er nog een in het voormalige Postmuseum, nu heet dat het Museum voor Communicatie. De oudste die we uit de literatuur kennen is van 1850. In 1965 zijn ze daar allemaal met pensioen gestuurd. Een aantal van hen is toen per schip naar Suriname gestuurd, heb ik wel gehoord. Dat was toen nog net een Nederlandse kolonie.
Waar we eigenlijk allemaal vandaan komen? De oudsten van IJzergieterij L.I. Enthoven in Den Haag, dat zijn er zeventig. Ze kostten toen zevenenveertig gulden per stuk. De andere tak van de familie komt van Diepenbrock en Reigers N.V., een ijzergieterij in Ulft (Gelderland). De Haagse blikslagerij Candel maakte ooit afsluitbare binnentrommels voor ons, het was namelijk niet de bedoeling dat de buslichter de geposte brieven in handen kreeg. Eenmaal op het postkantoor aangekomen, opende een postbeambte onze volle trommels.
We zijn allemaal monumentgroen begonnen, maar vanaf 1905 werd rood onze gemeenschappelijke kleur. Dat werd toen ook de huiskleur van de posterijen.
Nog een laatst verhaaltje uit onze familie. In 1914 kwam een rood familielid in Nederland in het zicht te staan van paleis Soestdijk. De toenmalige koningin Emma – inderdaad die van de pontjesbrug – was daar niet van gecharmeerd. Toen is-ie op haar verzoek groen geschilderd, als enige in de familie!
Tot slot: ik vind onszelf veel mooier dan onze rode gietijzeren soortgenoten uit Engeland. Die zie je ook nog op veel plaatsen in hun vroegere koloniën. Die zijn dikker en ronder, een beetje type obesitas. Nee, wij zijn mooier en de moeite waard om te blijven leven. Zo lang als mogelijk is…!”
Weet iemand nog meer familieleden te vinden, dan horen we dat graag op [email protected]