Nieuws Curaçao

Opinie: Waarom het OM in de zaak Avestrus in hoger beroep zou willen gaan

WILLEMSTAD – Het Openbaar Ministerie heeft onlangs aangekondigd in hoger beroep te gaan tegen verschillende uitspraken van het Gerecht in Eerste Aanleg in de corruptiezaak Avestrus, waarbij onder andere oud-AVP-minister Benny Sevinger is betrokken.

Over de vraag op welke punten het OM het niet eens is met het Gerecht, kan volgens Ryçond Santos do Nascimento slechts gissen, maar hij heeft wel een idee. In deze opiniebijdrage legt het onafhankelijke Statenlid, dat onlangs uit de  AVP stapte vanwege de reactie van zijn partij op deze corruptiezaak, uit waarom het OM in beroep zou zijn gegaan.

door Ryçond Santos do Nascimento | onafhankelijk Statenlid van Aruba

Wanneer we de uitspraken in de zaak Avestruz bestuderen, zijn er naar mijn mening genoeg redenen voor het OM om hoger beroep in te stellen. Het belangrijkste punt waarover men vragen kan stellen, is het feit dat het Gerecht vindt dat niet wettig en overtuigend bewezen is dat minister Sevinger zich schuldig heeft gemaakt aan het (mede)plegen van oplichting en misbruik van functie in onder andere de zaak Elenath.

Uit de uitspraken van het Gerecht komt duidelijk naar voren dat Sevinger in elk geval voor wat betreft de uitgifte van domeingronden in erfpacht er een zogenaamde open door policy op na hield en dat daarom verzoeken om erfpacht vaak niet via de geëigende kanalen, namelijk via de Directie Infrastructuur en Planning (DIP), maar bij de minister zelf werden ingediend.

Voordat de minister deze verzoeken doorstuurde, ondertekende hij deze met “Dezerzijds akkoord. Gaarne uw medewerking”. De voormalig directeur van de DIP beschouwde de woorden van Sevinger als een opdracht om het verzoek te honoreren.

Het Gerecht vond echter dat de raadsman van Sevinger voldoende had aangetoond dat deze woorden niet steeds hebben geleid tot een honorering van het verzoek door te wijzen op een enkel geval, namelijk dat van Van Heusden, wiens verzoek om een commercieel erfpacht door DIP was afgewezen ondanks het akkoord van de minister.

Kennelijk is de rechter vanwege de enkele afwijzing in de zaak van Van Heusden ervan uitgegaan dat Sevinger aldus geen opdrachten gaf en zich enkel en alleen gedroeg als een soort stempelmachine. Beoordelingen van aanvragen zouden uitsluitend bij de DIP gebeuren. Wanneer we echter naar het volledige plaatje in de kwestie Van Heusden kijken zoals die uit de verschillende uitspraken naar voren komt, dan verschijnt er een ander beeld van Sevinger.

Het dossier Elenath

In de zaak van Leoncita Arends komt de heer Van Heusden voor in verband met het dossier Elenath als Mathijs van Heusden die als vertegenwoordiger optreedt van het bedrijf Stredegalik VBA.

Het dossier Elenath beschrijft hoe mevrouw Arends op 22 januari 2014 alle aandelen in de lege vennootschap Elenath VBA kocht voor  10.000.- florin, waardoor zij ultimate benifiaciary owner (UBO of uiteindelijk belanghebbende) van Elenath werd.

Op 30 januari 2015 verkocht mevrouw Arends de aandelen in Elenath door aan Lerma Rios voor een bedrag van Afl. 555.000,-. De verklaring voor de drastische waardestijging van de aandelen van Elenath is simpel: Elenath had een optierecht op de uitgifte in erfpacht van een stuk domeingrond verkregen van toenmalig minister van Integratie, Infrastructuur en Ruimtelijke Ontwikkeling, Benny Sevinger.

Mevrouw Arends heeft zich volgens het Gerecht als de uiteindelijke belanghebbende van Elenath schuldig gemaakt aan het strafbaar feit ‘oplichting, meermalen gepleegd’.

Zij had een schijnconstructie opgezet, terwijl zij nimmer de intentie had om zelf projecten te ontwikkelen, noch op zoek was naar investeerders om de projecten samen mee te ontwikkelen. Volgens het Gerecht was het mevrouw Arends alleen te doen om de waardestijging van Elenath als gevolg van het te verkrijgen optierecht.

Deze intentie van Arends blijkt volgens het Gerecht uit het feit dat Elenath vertegenwoordigd door medeverdachte Richardson (de dochter van Arends) op 15 november 2014 een aanvraag bij de minister voor een optierecht indiende, maar daarvóór al was begonnen met het zoeken naar kopers voor de aandelen in Elenath.

Zo heeft Elenath op 7 oktober 2014 een Non Disclosure Agreement gesloten met Stredegalik VBA. Uit die overeenkomst zou blijken dat het de bedoeling was van Arends om de aandelen in Elenath te verkopen.

Bij deze NDA is Elenath vertegenwoordigd door Richardson en Stredegalik VBA door “Mathijs van Heusden”. Wanneer we het openbaar register van de Kamer van Koophandel van Aruba raadplegen blijkt dat Stredegalik VBA opereert onder de handelsnaam Metal Caribe, waarvan ene Dick Mathys van Heusden in Aruba de directeur is. In de uitspraak van Arends komt de naam Van Heusden vervolgens niet meer voor.

Aantekeningen ‘akkoord’ en ‘dezerzijds geen bezwaren’

De naam Van Heusden duikt vervolgens weer op in de uitspraak van Sevinger zelf. Opvallend is dat in deze uitspraak de heer Van Heusden niet Mathijs (of Mathys) maar Dick wordt genoemd, alsof het hier om twee verschillende personen gaat, quod non.

Onder het kopje ‘Aantekeningen akkoord’ en ‘dezerzijds geen bezwaren’ gaat het Gerecht in de uitspraak van Sevinger in op de betekenis van de aantekening ‘akkoord’ die Sevinger plaatste op verzoekschriften die bij hem werden ingediend.

Volgens het Gerecht is de meest gangbare uitleg dat Sevinger opdracht gaf aan de DIP om het betreffende verzoek in behandeling te nemen. Over de betekenis die er in de praktijk aan deze aantekeningen werden gegeven, lopen de verklaringen van de oud-medewerkers van de DIP en van Sevinger uiteen.

De redenering van het Gerecht begint naar mijn mening mank te gaan, wanneer het stelt: “Het Gerecht heeft evenwel de vraag te beantwoorden of de verdachte met de aantekening beoogde de aanvrager een voorkeursbehandeling te geven, althans het door DIP opgestelde beleid te omzeilen.” Aldus is het Gerecht zich gaan bezighouden met de vraag wat Sevinger in het algemeen bedoelde met de woorden ‘Dezerzijds akkoord. Gaarne uw medewerking’, in plaats van te kijken naar de concrete gevallen die het OM aan het Gerecht heeft voorgelegd, te weten de gevallen Elenath, Deshaun, Damira, Harms, Susebeek en Pristine en of daar concreet sprake was van een voorkeursbehandeling.

Met dit abstraheren volgt het Gerecht de strategie van de raadsman van Sevinger, die zich bewust hield aan een algemeen verweer met twee simpele stellingen, namelijk (1) dat Sevinger aan alle verzoeken die bij hem binnenkwamen ‘akkoord’ gaf en (2) dat de aantekening ‘akkoord’ niet in alle gevallen leidde tot honorering van die aanvragen.

Dit algemeen verweer is door de verdediging ook op algemene wijze gestaafd: er werd een lijst overgelegd met alle aanvragen die in de periode 2009-2017 bij Sevinger zijn ingediend, waarop Sevinger nagenoeg steeds ‘akkoord’ had gegeven en dat in het geval van Van Heusden zijn akkoord niet had geleid tot toekenning van de aanvraag.

Het een en ander is door het Gerecht als volgt samengevat:

“Een [in het oog] springend voorbeeld is het door de verdediging aangehaalde verzoek van Dick van Heusden. Hij vroeg, in de tijd ongeveer gelijk met de aanvraag namens Elenath, middels een verzoekschrift aan de minister om een erfpachtrecht op een terrein aan de Sasakiweg. Deze verzoekbrief werd, net als de verzoekbrief van Elenath die op hetzelfde terrein zag, door verdachte geaccordeerd met de aantekening: ‘akkoord cfm, gaarne uw medewerking’. Uit het dossier is gebleken dat Van Heusden geen optierecht heeft gekregen en Elenath wel. Het Gerecht concludeert hieruit dat aan de aantekening ‘akkoord’ van verdachte op een verzoekschrift niet zonder meer de betekenis kan worden ontleend dat verdachte opdracht gaf aan de DIP om een optierecht uit te geven.”

Het geval Van Heusden onder de loep

Zoals gezegd, is het opvallend dat in de uitspraak van mevrouw Arends de heer Van Heusen Mathijs wordt genoemd en in de uitspraak van Sevinger Dick. Waarschijnlijk is het het Gerecht niet opgevallen dat Dick Mathys van Heusden in beide zaken een rol speelde.

Dat kan te maken hebben met de achtergrond van de rechter in kwestie. Immers, in Aruba is Van Heusden een zeer zeldzame achternaam. Deze zaak speelde rond 2014-2015 en in de Arubaanse telefoongids in die periode stond er maar een persoon geregistreerd met die achternaam, te weten Van Heusden, Dick M..

Het had het Gerecht moeten zijn opgevallen dat Van Heusden ongeveer tegelijk met de aanvraag van Elenath een aanvraag indiende voor precies hetzelfde terrein dat Elenath ook wenste te bemachtigen.

Dit roept de vraag op waarom de aanvraag van Van Heusden, die tot op heden geregistreerd staat als directeur van het bedrijf Stredegalik VBA (h.o.d.n. Metal Caribe), niet door de minister is gehonoreerd, terwijl de door Richardson (de dochter van Arends) ondertekende aanvraag van Elenath wel door de minister is toegekend.

Als bijvoorbeeld de directeur van de DIP een simpel gesprek zou hebben gevoerd met Van Heusden respectievelijk Richardson in het kader van die aanvragen, zou zonder meer duidelijk zijn geworden dat enkel Van Heusden directeur was van een serieus bedrijf en dat zijn aanvraag daadwerkelijk gericht was op het verwerven van het stuk grond ten behoeve van projectontwikkeling.

De uitspraak van het GEA in de zaak van Richardson laat daarenboven zien dat zij geen concrete vragen kon beantwoorden over wat precies de taken van een directeur van een bedrijf zijn; zij kon ook geen antwoord geven op de vraag hoe zij deze taken feitelijk heeft uitgevoerd als directeur van Elenath.

Het Gerecht stelt zelf dat de feiten en omstandigheden erop duiden dat Richardson heeft opgetreden als ‘katvanger’. De afwijzing van de aanvraag van Van Heusden tezamen met de toekenning van de aanvraag van Elenath duiden onmiskenbaar op een voorkeursbehandeling.

Vriendjespolitiek

Dit voorgaande riekt bovendien naar vriendjespolitiek. Every, chief of staff van Sevinger, wist dat mevrouw Arends de uiteindelijke belanghebbende van Elenath was. In de uitspraak van Every staat letterlijk: “Uit het dossier blijkt dat verdachte in de periode van de aanvraagprocedure van Elenath met zekere regelmaat telefonische contacten onderhield met medeverdachte Arends.”

In het requisitoir in de zaak Avestrus wordt aangegeven dat verdachte Every op zitting had verklaard dat hij Sevinger meermaals had gesproken over de aanvragen van mevrouw Arends. Zij zou tot vervelens toe naar het bureau van Sevinger hebben gebeld om te vragen hoe het ervoor stond met haar aanvragen.

Arends kwam volgens getuige Hsing (secretaresse van Sevinger) ook bij Sevinger op kantoor. Dit alles betekent dat ook Sevinger wist althans moet hebben geweten dat Arends de uiteindelijke belanghebbende was bij de aanvraag van Elenath.

Dat is ernstig. Immers, Arends was niet alleen goed bevriend met Sevinger, maar ook zeer invloedrijk binnen de AVP en dat laatste is zij in ieder geval nog steeds.

In de tijd van de kwestie Van Heusden/Elenath beschikte zij overigens over iets dat voor iedere partij en voor iedere politicus in Aruba van grote waarde is: zij beheerde een radiostation met een groot bereik onder de Arubaanse bevolking.

Bovendien maakte juist deze radiozender sinds jaar en dag essentieel deel uit van de AVP-campagnestrategie. Geheel in de lijn met het patronagesysteem verdiende Arends kennelijk een ‘fix’, oftewel een beloning voor haar trouw aan de partij in de jaren dat de AVP niet aan de macht was.

Het geval Van Heusden/Elenath laat juist zien dat vanuit het kabinet van Sevinger instructies werden gegeven aan de DIP.  Dat blijkt bijvoorbeeld uit de volgende passage in de uitspraak van Arends:

“Op 14 januari 2015 heeft medeverdachte Every, Chief of Staff van medeverdachte Sevinger, een wijzigingsbrief aan Abath [voormalig directeur DIP] gestuurd, inhoudende – voor zover relevant – dat Abath het eerdere verzoek van Elenath met akkoord van de minister d.d. 29 december 2014 als ingetrokken moet beschouwen en uitvoering moet geven aan de nieuwe brief en het akkoord van de minister van 14 januari 2015.”

Uit deze wijzigingsbrief van Every blijkt dat niet de ‘oude instructie’ van Sevinger, maar de nieuwe instructie uitgevoerd moest worden. Impliciet, maar volstrekt duidelijk, hielden beide instructies de opdracht in om mee te werken aan de aanvraag van Elenath en dientengevolge om de aanvraag van Van Heusden af te wijzen.

 Het Gerecht constateert vervolgens opmerkelijk genoeg dat de brief van de minister met zijn nieuwe akkoord van 14 januari 2015 zich niet tussen de stukken bevindt. Is het niet wel heel toevallig dat juist deze brief kennelijk niet (meer) beschikbaar is?

Kortom, juist het geval van Van Heusden wijst erop dat het kabinet van Benny Sevinger zich intensiever met aanvragen bemoeide dan de verdediging wil doen geloven en dat er wel degelijk sprake moet zijn geweest van een voorkeursbehandeling van Leoncita Arends. Alleen dit al is naar mijn mening voldoende reden voor het OM om in hoger beroep te gaan.

Deel dit artikel