Werkbezoek delegatie Nationaal Slavernijmuseum Amsterdam: Een brug tussen Curaçao en Nederland
WILLEMSTAD – Onder leiding van wethouder Touria Meliani van Amsterdam bezocht een delegatie van het toekomstige Nationaal Slavernijmuseum deze week de University of Curaçao om het plan voor het nieuwe museum verder toe te lichten. Het museum, dat in 2030 in Amsterdam zijn deuren moet openen, is een initiatief van de Gemeente Amsterdam en wordt gesteund door de Nederlandse overheid. Het doel van het museum is om een allesomvattend verhaal te vertellen over het Nederlandse slavernijverleden, met een speciale focus op de trans-Atlantische slavenhandel en de doorwerking daarvan in de hedendaagse samenleving.
De delegatie, bestaande uit ondermeer de kwartiermakers John Leerdam, Peggy Brandon en David Brandwagt, gaf tijdens het werkbezoek een toelichting op de plannen voor het museum en de participatietrajecten die daaraan voorafgaan. Dit bezoek aan Curaçao maakt deel uit van een bredere reeks van consultaties binnen het Koninkrijk en in Suriname, waarmee de kwartiermakers ervoor willen zorgen dat de inbreng van de Caribische gemeenschappen een prominente rol krijgt in het museum.
Een museum voor en door de gemeenschap
Het Nationaal Slavernijmuseum is niet zomaar een statische tentoonstelling van artefacten en historische feiten. Het is een museum dat “doet”, zoals Meliani het noemt. Het moet een plek worden waar mensen worden geactiveerd, gemeenschappen worden samengebracht en waar de geschiedenis tot leven komt. Volgens kwartiermaker John Leerdam is het belangrijk dat het museum niet alleen informeert, maar ook inspireert en mensen uitnodigt om kritisch te reflecteren op de geschiedenis en de hedendaagse gevolgen van slavernij en kolonialisme.
In gesprekken met meer dan 5.000 mensen in Nederland en de Caribische eilanden is de noodzaak naar voren gekomen om de gemeenschappen die getroffen zijn door het slavernijverleden intensief te betrekken bij de oprichting van het museum. De participatie van de Afro-Surinaamse en Afro-Caribische gemeenschappen, en vooral de jeugd, is daarbij essentieel. “Het museum moet niet alleen een plek zijn van reflectie, maar ook van actie. Het moet bijdragen aan het herstel en de heling van de gemeenschappen die eeuwenlang hebben geleden onder slavernij,” aldus Leerdam.
Curaçaose inbreng
Tijdens het werkbezoek aan Curaçao werd de vraag gesteld of het museum ook specifieke Curaçaose inbreng zou krijgen. Hierop antwoordde Leerdam dat het museum zich inderdaad zal richten op de gehele trans-Atlantische slavernijgeschiedenis, waarbij de rol van Curaçao, zowel als doorvoerpunt van slaven als door het verzet tegen de slavernij, uitgebreid aan bod zal komen.
Oudere generaties zullen hun verhalen en ervaringen kunnen delen, terwijl jongere generaties de kans krijgen om hun visie en hoop voor de toekomst in te brengen. De delegatie benadrukte dat er blijvend contact zal zijn met Curaçao om ervoor te zorgen dat het museum een afspiegeling wordt van de geschiedenis en cultuur van het gehele Koninkrijk.
Samenwerking met lokale artiesten en activisten
Een belangrijk onderdeel van het bezoek was een bijeenkomst met lokale kunstenaars en activisten. Hierin werd gesproken over de vraag hoe kunst en cultuur een rol kunnen spelen in het vertellen van het slavernijverhaal.
Op woensdag werd ook een voorproefje van de museale activiteiten getoond in de vorm van een tentoonstelling over verzet, die tegelijkertijd in Amsterdam en op Curaçao geopend werd.
Deze tentoonstelling, die werd geopend door wethouder Meliani in de Mongui Maduro Library, legt de nadruk op de kracht van gemeenschappen om zich te verzetten tegen onrecht en onderdrukking.
Architectenwedstrijd
Een ander belangrijk aspect van het werkbezoek was de aankondiging van een internationale architectenwedstrijd voor het ontwerp van het museum. Architecten van over de hele wereld, waaronder die uit Curaçao, worden uitgenodigd om een ontwerp in te dienen. Het museum zal op het Java-eiland in Amsterdam komen, een iconische locatie aan doorgaand water, die volgens de delegatie symbool staat voor de trans-Atlantische slavernij.
Het gebouw moet niet alleen een fysiek monument worden, maar ook een plek voor heling, reflectie en ontmoeting. De architectuur van het museum zal een belangrijke rol spelen in het overbrengen van de boodschap van het museum en het creëren van een uitnodigende, veilige en laagdrempelige ruimte voor iedereen.
David Brandwagt, een van de kwartiermakers, benadrukte dat het museum niet alleen een monument zal zijn voor het verleden, maar ook een plek van dialoog en vooruitgang. “We willen niet alleen een museum bouwen dat herdenkt, maar ook een dat verbindt en gemeenschappen samenbrengt. Het slavernijverleden heeft diepe wonden geslagen in de samenleving, en het museum kan bijdragen aan het genezingsproces door mensen samen te brengen en hen aan te moedigen om na te denken over gelijkwaardigheid en gerechtigheid.”
Financiering
Het Nationaal Slavernijmuseum wordt financieel ondersteund door de Gemeente Amsterdam en de Nederlandse overheid, die samen 80 miljoen euro uittrekken voor de oprichting. Deze middelen zijn bedoeld voor de bouw van het museum en de ontwikkeling van de educatieve programma’s. Dit budget staat los van de 200 miljoen euro die het kabinet-Rutte beschikbaar stelde voor herstelbetalingen en excuses aan de nazaten van slaafgemaakten.
De opening van het museum staat gepland voor 2030, maar de delegatieleden benadrukken dat het proces tot die tijd open en participatief zal blijven. Verschillende pop-up tentoonstellingen en educatieve projecten, zowel in Nederland als in het Caribisch gebied, zullen de weg naar de uiteindelijke opening van het museum vormgeven.