‘Suzy’s opvatting over de rolverdeling tussen regering en parlement raakt kant noch wal’
Minister Suzy Camelia-Römer werd deze week betrapt op het influisteren van Statenleden bij het opstellen van een motie, die zij dan – na dat-ie aangenomen is – zelf met haar collega-ministers kan uitvoeren. De documenteigenschappen van de motie (in Word getypt) bevatte de naam van haar persoonlijke assistent en PIN-corryfee, Alvin Daal, en haar eigen naam. Hé, maar was zij niet minister? Ministers dienen toch geen motie in, Suzy zit toch niet in het parlement?
Redactioneel commentaar | Dick Drayer
De motie was niet zomaar een motie, maar eentje die er voor moet zorgen dat de Landsverordening Integriteit (kandidaat)-ministers, de screeningswet, zodanig gewijzigd wordt dat Suzy Römer in de nabije toekomst geen last meer krijgt van het Openbaar Ministerie. Wie de gewenste aanpassingen in de screeningswet aanschouwt kan maar tot één conclusie komen: ‘Openbaar Ministerie, gij zult ons niet vervolgen vanwege vriendjespolitiek en belangenverstrengeling!’
Geschoold
Suzy reageert in het Antilliaans Dagblad fel op de consternatie rondom haar bemoeienissen met de parlementaire motie. “Als minister heb ik geen enkele rol voor wat betreft moties van de Staten. Binnen de coalitie draag ik wel bij, bij het innemen van gedeelde en breed gedragen standpunten. Toevallig ben ik ook staatsrechtelijk geschoold.”
Camelia-Römer zegt dat ze bij de concept-motie niet betrokken was als minister, maar als lid van de coalitie en als staatsrechtjurist. Op de vraag van de krant, of de scheiding der machten – ook wel trias politica genoemd – niet strikt dient te worden gerespecteerd en nageleefd, antwoordt zij: “Er zijn toch samenwerkende partijen? Een regeerakkoord waar onze handtekening onder staat? Mag ik als coalitielid niet meehelpen aan een motie? Ministers worden altijd gevraagd. Er was woensdag een coalitievergadering met ministers van álle partijen. Dus het antwoord is dat het gewoon is dat ministers een bijdrage leveren aan moties. Het dualistisch stelsel is binnen een reëel politiek functioneren en is dus niet los te maken van de noodzaak tot politieke afstemming.”
Open Brief
PAR-parlementariër Stephen Walroud ziet in de bemoeienissen van minister Camelia-Römer helemaal geen kwaad. Hij is ook betrokken bij de motie. Net als kennelijk iedereen van de huidige coalitie. Opvallend, want nog niet zo lang geleden waren min of meer dezelfde partijen en personen de initiatiefnemers van de eerste strenge screeningswet uit 2012 om te voorkomen dat die door toenmalig opponent Schotte buitenspel zou worden gezet. En nu moet diezelfde wet wijken omdat het voor een aantal coalitie-politici kennelijk te heet wordt onder hun voeten.
Stephen Walroud
De bekende juriste Marguerite Nahar, die ooit werkte met Walroud, wil hem desgevraagd wel uitleggen wat het probleem is van Suzy’s bemoeienissen met de motie. Zij schrijft dat vandaag in een Open Brief aan de PAR-politicus.
Daarin zegt de juriste dat de door Suzy bedachte misvatting over de rolverdeling tussen regering en parlement, in het betreffende AD-artikel raakt volgens Nahar kant noch wal: zij motiveert haar bemoeienis door te zeggen dat er sprake is van een noodzaak (!) en het Parlement wordt opgedragen (!). De juriste schrijft het beide met een uitroepteken en merkt op: “De omgekeerde wereld, de minister laat het parlement aan een touwtje hangen.”
Suzy Römer zou de staatsrechtelijke immuniteit die zij al geniet in het geldend staatsrecht onvoldoende vinden om haar te beschermen voor de politiek-bestuurlijke blunders in het door haar gevoerde beleid door er nu ten overvloede een wetswijziging voor te willen hebben. En die wijziging moet haar dan ook beschermen tegen bestuursdaden die onder het geldende strafrecht reden tot strafvervolging geven. Suzy laat dat buiten beschouwing, maar in de Memorie van Toelichting op de wijziging wordt dit ironisch genoeg wel nadrukkelijk en openlijk erkend.
Nahar vervolgt: “het strafrecht is echter dwingend recht en bij de beoordeling van strafbare handelingen, in welke vorm en welke hoedanigheid dan ook gepleegd, heeft uitsluitend de beoordelende rechter in een strafprocedure de bevoegdheid om eventueel vrijspraak te verlenen, indien en voor zover er sprake is van enig ontbrekend wettig en overtuigend bewijs. Dan is de rechter zelfs daartoe verplicht.”
Het is volgens Marguerite Nahar wetgevings-technisch en moreel ontoelaatbaar dat het parlement al bij voorbaat alleen ministers op wettelijke basis vrijwaart van strafvervolging, zoals de strekking van de wetswijziging in de bijbehorende Memorie van Toelichting wordt vermeld. “Pure, onversneden klasse justitie wordt hier voorgesteld”, aldus de juriste.
“Suzy Römer laat zich er op voorstaan dat ze staatsrechtjurist is, maar ze slaat de plank finaal mis met haar onzinnig en krom onsamenhangende betoog”, aldus Nahar. Letterlijk zegt de minister: ‘Het dualistische stelsel is binnen een reëel politiek functioneren en is dus niet los te maken van de noodzaak tot politieke afstemming.’
Volgens Nahar is dit de reinste kolder en volkomen uit verband gerukt. “Om recht te praten wat absoluut krom is in haar werkwijze die niet door de beugel kan, te weten: persoonlijk, doelgericht en opzettelijk het parlement voor haar karretje te spannen.”
Er bestaat namelijk – in tegenstelling tot Suzy’s geciteerde bewering – in het normale en gebruikelijke politiek-bestuurlijk handelen geen enkele noodzaak (!) om inbreuk te maken op dat dualistisch stelsel, volgens Nahar: “Het wordt juist oogluikend in incidentele gevallen toegelaten en daarbij ook meestal meteen sterk bekritiseerd als Achterkamertjespolitiek, wanneer leden van de Nederlandse Tweede Kamer in het Torentje bij de premier politieke afstemming doen op een in te dienen voorstel.”
Nahar betoogt: “Het dualistisch stelsel vloeit rechtstreeks voort uit het grondbeginsel van de bekende trias politica waarbij de staatsmacht die vroeger in al haar verschijningsvormen geconcentreerd was bij de koning of de keizer – als absolute vorst-, voortaan werd gespreid over drie machten in de staat, de wetgevende (het parlement), de uitvoerende (de regering) en de rechterlijke macht (zowel de rechters, als het Openbaar Ministerie).”
Volgens Nahar is in de evolutie van de trias politica nuancering en relativering aangebracht door de maatschappelijke ontwikkelingen, maar het uitgangspunt van de scheiding der machten is wel dwingend-rechtelijk vastgelegd in de wet. “Door het onverenigbaar te verklaren van tegelijkertijd functies in het parlement met functies in de regering en idem dito in de rechterlijke macht. Het betreft namelijk natuurlijke personen die niet tegelijkertijd als volksvertegenwoordiger en als minister in het Landsbestuur of als rechter kunnen functioneren. Op deze wijze is de trias politica in de praktijk van het politiek-bestuurlijk handelen uitgewerkt in een dualistisch stelsel tussen parlement en kabinet.
Nahar: “Een doorkruising van de trias politica manifesteert zich bijvoorbeeld wanneer de rechter een ministeriële beschikking of zelfs een wetgevingsproduct na toetsing aan een hogere wet, onverbindend verklaart. Dit doet de rechter niet lichtvaardig, want steevast wordt dan in de procedure naar voren gebracht dat de rechter niet op de stoel van het bestuur mag plaatsnemen. Zo ook in de gedingvoering die heeft geleid tot het Arrest van de Hoge Raad in de Urgenda zaak.”
Een doorkruising van of inbreuk op het dualistisch stelsel wordt nooit gelegitimeerd – er bestaat daartoe geen wettelijke grondslag – maar soms wel gerechtvaardigd door dringend noodzakelijk samenspel tussen kabinet en parlement vanwege onvoorziene en zwaarwegende maatschappelijke omstandigheden die dat wenselijk maken, zegt de juriste. “Het beste voorbeeld daarvan in Nederland is de manier waarop aan de coronacrisis het hoofd werd geboden in de briefings van de regering aan de Tweede Kamer en het overleg tussen beiden. Geen weldenkend mens zal aanstoot hieraan nemen als zou dat een inbreuk op het dualistisch stelsel zijn in het staatsrecht, temeer nu de briefings volledig openbaar waren via de TV en dus plaatsvonden ten overstaan van de burgers die het ontwikkelde en toegepaste beleid op de voet hebben kunnen volgen.”
Merkwaardig genoeg was er tussen het Parlement en het Kabinet op Curaçao géén overleg via de TV, maar juist nu bestond er wel een noodzaak (!) tot doorkruising van het dualistisch stelsel om de burger over die noodzaak te informeren.
Persconferenties tijdens de corona lockdown
Deze, in de ogen van Nahar uiterst merkwaardige gang van zaken, geeft blijk van een gebrek aan inzicht in de meest fundamentele aspecten van het staatsrecht voor het politiek-bestuurlijk handelen, zowel bij de ministers in het genoemde coalitieberaad, als bij de Statenleden, aldus Nahar. “Of wellicht is dat inzicht er wel, maar wordt dat genegeerd en doodgezwegen in een power struggle tussen een assertieve minister en een lamlendig en gemakzuchtig Parlement.”
Marguerite Nahar beëindigt haar Open Brief met de wens aan Stephen Walroud dat hij zich aangesproken voelt: “Jij had beter moeten weten met je HBO-opleiding en je inmiddels opgedane ervaring als parlementariër. Ik pretendeer niet staatsrechtgeleerde te zijn, ik ben een simpele civiliste, dus het staat je vrij om mijn bovenvermeld betoog tegen te spreken, met steekhoudende argumenten, alsjeblieft.”
- Opinie: Trumps herverkiezing is ramp voor de Caribische eilanden
- OPINIE: Waar gaan we heen met ons toerisme?
- Ophef over openbare stranden: Lessen niet geleerd
- Opinie: Bouwen op het strand, alleen via Landsverordening
- Ingezonden: Curaçaose overheid is megalomaan