Nieuws Curaçao

‘Aruba is verder met kwaliteit van toezicht dan Curaçao’

WILLEMSTAD – Aruba is strikter waar het om handhaving in het toezichtbeleid van de Centrale Bank gaat dan Curaçao. Aruba is ook verder met de kwaliteit van het toezicht, dat veel meer risicogebaseerd is. Dat stellen econometristen Servaas Houben en Ronald Ketellapper. Voor inspiratie van goed toezicht kan Curaçao, volgens de twee econometristen een voorbeeld nemen aan Aruba.

“Kleinere landen zoals Aruba en Curaçao hebben in het algemeen intensiever toezicht nodig dan grotere landen, omdat in grotere economieën meestal aanvullende correctie- en waarschuwing instrumenten voor klanten van financiële instellingen aanwezig, werkzaam en zichtbaar zijn.” Houben doelt dan op bijvoorbeeld een beursplatform waarop aandelen van financiële instellingen worden verhandeld, rating agencies die bedrijven waarderen op onder meer kredietwaardigheid, onafhankelijke financiële pers en consumentenbeschermingsorganisaties waaronder ook klachteninstituten en financiële Ombudsman instituten.

In een eerder gesprek noemden Houben en Ketellapper Bermuda als voorbeeld van een kleinere eilandstaat waar recent up-to-date toezicht is geïmplementeerd. En waaruit mogelijk door andere, kleinere landen lessen kunnen worden getrokken om het toezicht meer up-to-date te maken. “Maar laten we het in dit kader hebben over prudentieel toezicht, dat erop gericht is de belangen van polishouders, pensioengerechtigden en bancaire begunstigden te behartigen door de risico’s op faillissement van financiële instellingen te minimaliseren”, aldus Ketellapper.

“De heer Mungra, directeur toezicht en handhaving bij de CBA, de toezichthouder in Aruba, wees ons erop in een via LinkedIn geplaatst commentaar, dat er ook dichter bij Curaçao, namelijk zo’n 120 kilometer westwaarts, voorbeelden van goed toezicht gevonden kunnen worden.”

Top drie

De Centrale Bank van Aruba is volgens Houben en Ketellapper sterk in handhaving. “Hun reputatie is algemeen bekend. Dit wordt bevestigd in het meest recente rapport van de Caribbean Financial Action Task Force. Hierin wordt geconcludeerd dat CBA wat betreft effectiviteit met betrekking tot AML/CFT toezicht (witwas- en terrorismebestrijding, red.) behoort tot de wereldwijde top drie, samen met Spanje en Vaticaanstad.

Een voorbeeld van minder effectieve handhaving stond recent in het Antilliaans Dagblad. Slechts een minderheid van de brokers in Curaçao en Sint-Maarten respecteert de verplichting tot tijdige rapportage aan de toezichthouder. “Onder toezicht staande entiteiten in Aruba zijn dan ook minder geneigd om wet- en regelgeving te overtreden, omdat ze weten dat ze daarmee niet wegkomen. Bestuurders van financiële instellingen zullen de kwalificatie ‘sterk in handhaving’ herkennen”, zegt Houben.

De toezichtregels met betrekking tot governance zijn volgens de twee ook zeer stevig. “Bestuurders en leden van interne toezichthoudende organen moeten aan hoge eisen voldoen. Filialen van buitenlandse instellingen in Aruba zijn in de regel niet toegestaan. Dat moeten zelfstandige entiteiten zijn met lokale uitvoerende bestuurders”, aldus Ketellapper.

Op Aruba moeten toezichthoudende organen tenminste voor de helft bestaan uit onafhankelijke leden, onafhankelijk van bijvoorbeeld de aandeelhouder of moederbedrijf. Voor pensioenfondsen en zogenoemde captives gelden andere, meer specifieke, eisen. “Vorderingen op gelieerde partijen, waaronder die op de aandeelhouder of diens ondernemingen, mogen niet worden meegeteld bij de berekening van de solvabiliteit en dekkingsgraad van een verzekeraar” zegt Houben. “Mede door deze eisen zijn de ENNIA Aruba entiteiten tot nu toe gevrijwaard van de ernstige financiële problemen bij het moederbedrijf in Curaçao. De ENNIA Aruba entiteiten zijn zelfstandige entiteiten met hun eigen kapitaal en beleggingen.”  

De eisen die worden gesteld aan de hoogte van het eigen vermogen zijn volgens Ketellapper in Aruba hoog in vergelijking tot bijvoorbeeld Curaçao en Nederland. “De kans op faillissementen is daarom lager, maar hierin schuilt tegelijk het gevaar van overbescherming: hoge buffereisen komen niet zonder kosten voor de aandeelhouder en kunnen, ceteris paribus, resulteren in hogere prijzen van financiële producten. En de drempel voor nieuwe toetreders is daarom ook relatief hoog. Er is in vergelijking tot andere landen veel kapitaal nodig om een operatie op Aruba te starten.”

Het Internationale Monetaire Fonds refereert in een rapport uit 2021 ook aan de ruime kapitaal- en liquiditeitsbuffers en de beschermende werking tegen faillissement die deze buffers hebben.

Verzekeraars

Opvallend in de regels voor verzekeraars is volgens de twee econometristen het ontbreken van expliciete normen tot het vaststellen van voorzieningen voor verzekeringsverplichtingen. “Hierbij moet je denken aan de te gebruiken rentecurve, sterfteveronderstellingen en kosten. CBA gaat ervan uit dat verzekeraars actuele en prudente veronderstellingen gebruiken, maar formuleert geen normen daarvoor”, zegt Houben.

“CBA beoordeelt onder meer de verklaring afgegeven door de actuaris en de externe accountant en het actuarieel verslag. De actuaris dient elk jaar te bevestigen dat hij/zij zich ervan heeft overtuigd dat de in het actuarieel verslag genoemde voorzieningen juist zijn vastgesteld.  Wij menen dat het toezicht aan transparantie wint indien CBA de criteria waarop dit oordeel wordt gebaseerd expliciet maakt.”

“In de betreffende CBA-richtlijnen wordt wel een maximum rente van vier procent genoemd die gebruikt mag worden, maar er wordt niet expliciet bepaald dat de maximale rente afhankelijk moet zijn van de duur van de verzekeringsverplichting en dat de rente gebaseerd moet zijn op waarnemingen met betrekking tot risicovrije (staats-)leningen. Evenmin is vastgelegd hoe omgegaan moet worden met garanties (op eindkapitalen en/of hoogte van pensioenen): dienen garanties gewaardeerd te worden, en zo ja, hoe moet dit gedaan worden”, vragen de twee zich af.

De eisen met betrekking tot het minimaal aan te houden eigen vermogen zijn volgens Ketellapper duidelijk, expliciet en hoog in vergelijking tot bij voorbeeld die in Curaçao.

“Daarnaast moeten verzekeraars voldoen aan een zogenoemde dekkingsgraad test. In de testuitkomst wordt berekend in hoeverre de beleggingen de verzekeringsverplichtingen afdekken. Daarbij moet de waarde van de beleggingen afgewaardeerd worden naar rato van het risico van de belegging. De afwaarderingspercentages zijn expliciet vastgelegd, hoewel niet duidelijk is waarop deze percentages zijn gebaseerd. Evenmin wordt in deze test rekening gehouden met diversificatie effecten, die risico verhogend maar ook risico verlagend kunnen uitwerken. Ook wordt er niet expliciet rekening gehouden met het concentratie risico, de beleggingen bij één enkele tegenpartij, of geconcentreerd op één locatie, en valutarisico.”

De dekkingsgraadtest heeft dus alleen betrekking op de beleggingen en de risico’s die in de beleggingsportefeuille besloten liggen. “Naar onze mening zou in deze test echter ook rekening moeten worden gehouden met risico’s die samenhangen met de specifieke eigenschappen van de verzekeringsverplichtingen”, zegt Houben.

“Hierbij valt te denken aan het renterisico, lang leven risico, en operationele risico’s. Ook de risicoreductie, diversificatie, die een verzekeraar kan bewerkstelligen door herverzekering zou meegenomen moeten worden in deze test. Dit kan worden geïmplementeerd met behulp van door CBA voor te schrijven schokken en what-if scenario analyses met betrekking tot zowel beleggingen als verplichtingen. Het eigen vermogen moet voldoende hoog zijn om deze mogelijk negatieve ontwikkelingen te weerstaan.”

“CBA vermeldt ook dat hun regelgeving in lijn is met IFRS (internationale accounting standaarden, red) alleen is het niet duidelijk of dit op basis is van de oudere IFRS 4 standaarden, waar veel verschillen kunnen ontstaan tussen verzekeraars, of de nieuwere IFRS 17. Naar onze mening moet het prudentieel toezicht in ieder geval gebaseerd worden op waarderingsmethoden die gebaseerd zijn op marktwaarden, zoals IFRS17 en Basel”, zegt Ketellapper.

Beiden voegen daaraan toe dat Aruba net als Curaçao Solvency II (SII) niet hebben geïmplementeerd. “In het SII-regime moeten een aantal gedefinieerde standaardrisico’s op de balans expliciet worden meegewogen en gekwantificeerd en bovendien in het jaarverslag toegelicht en verantwoord worden”, zegt Houben.

Pensioenfondsen en Banken

Voor pensioenfondsen bestaan evenmin als bij verzekeraars expliciete voorschriften voor het bepalen van voorzieningen voor pensioenverplichtingen. “Ook voor pensioenfondsen geldt een maximale rekenrente van vier procent, waarbij CBA aantekent dat er gewerkt wordt aan nieuwe regelgeving. Er zijn geen expliciete voorschriften voor het minimaal vereist eigen vermogen voor pensioenfondsen. Wel is, net als voor verzekeraars, de dekkingsgraadtoets van toepassing. Er zijn tevens regels welke acties een pensioenfonds moet ondernemen indien de dekkingsgraad onder honderd procent daalt zoals een verplicht herstelplan en uiteindelijk zelfs verplichte kortingen van aanspraken”, zegt Ketellapper.

Voor banken bestaan expliciete criteria voor het vereiste eigen vermogen. “Die zijn minimaal zestien procent van de risico-gewogen activa. De liquiditeitsratio moet twintig procent van het balanstotaal zijn en zo zijn er nog een aantal andere prudentiele normen. Veel banken kennen een relatief hoog eigen vermogen, waarmee het risico op overkapitalisatie ook hier op de loer ligt”, aldus Houben, die daarbij verwijst naar het IMF-rapport.

Curaçao

Curaçao kan wat betreft Ketellapper en Houben wel wat leren van Aruba. “Curaçao kent geen dekkingsgraadtoets, maar wel een zogenoemde toereikendheidstoets (TRT), die betrekking heeft op zowel beleggingen als verplichtingen. Deze toets kent echter open normen en de instelling is zelf verantwoordelijk voor het kiezen van veronderstellingen die ten grondslag liggen aan de toets.”

“De CBA-toets betrekt alleen de beleggingen in de berekeningen, maar kent wel expliciete normen. Wij menen dat de Centrale Bank van Curaçao en Sint Maarten ook expliciete normen moet opstellen voor de parameters van de TRT zowel met betrekking tot beleggingen als verplichtingen. Eventueel zouden instellingen mogen afwijken van de norm, maar dat moeten zij dan wel publiekelijk, in het jaarverslag, motiveren, comply or explain, zegt Ketellapper.

Beiden begrijpen dat er overleg plaatsvindt tussen de Centrale banken van beide eilanden en de Nederlandse Bank om het toezichtregime op de eilanden te versterken. “Dat juichen wij toe. De regimes hoeven niet identiek te zijn, maar het overnemen van wederzijdse best practices maakt het toezicht beter”, aldus Houben.

Verbeteren

Aruba heeft al jaren geleden stappen gezet richting risico gebaseerde solvabiliteitseis door in de dekkingsgraadtoets verschillende risico’s toe te kennen aan beleggingen. Maar het solvabiliteitstoezicht in zowel Aruba als Curaçao ontbeert volgens de twee econometristen enkele materiële risicocomponenten die al wel in Bermuda zijn geïmplementeerd.

“Zoals het renterisico. Pensioenfondsen en verzekeraars zijn zeer gevoelig voor rentewijzigingen omdat de looptijd van hun beleggingen meestal veel korter is dan de looptijd van hun verplichtingen, de zogenoemde duration mismatch. Ook zijn niet alle beleggingen van een verzekeraar in beleggingsproducten die rechtstreeks rentegevoelig zijn, zoals bij voorbeeld obligaties. Momenteel wordt er nog geen rekening gehouden met de rentegevoeligheid door middel van verplichte scenario analyse, of extra buffers”, aldus Ketellapper.

Volgens hem verkopen verzekeraars producten met een winstdeling, maar wordt voor deze garanties geen buffer aangehouden op de balans zodat het risico bestaat dat er onvoldoende geld in kas is indien winstdeling van toepassing is.

Op het gebied van langleven risico is er wereldwijd en ook in de Caribische regio de afgelopen vijftig jaar een duidelijke trend geweest dat mensen telkens langer leven en ook veel ouder worden dan werd verondersteld toen zij verzekerings- of pensioenproducten kochten. Pensioenfondsen en verzekeraars in Nederland zijn verplicht hiermee rekening te houden door deze trend mee te nemen in hun voorzieningen. zij gebruiken hiervoor zogenoemde prognosetafels.

“Doordat er geen sterftetafel op Aruba of Curaçao wordt voorgeschreven, lopen pensioendeelnemers en polishouders het risico dat er onvoldoende rekening is gehouden met de verwachte stijging in levensverwachting en dat hun uitkering daarom ooit gekort moet worden”, zegt Houben.

Omdat in kleinere economieën minder checks and balances in plaats zijn, zou een meer rules based framework beter op zijn plaats zijn, volgens de twee econometristen. “Hierbij zou een generatie tafel, die rekening houdt met langer leven, moeten worden voorgeschreven door de toezichthouder. Enkel als ondernemingen op basis van een kwantitatieve data-analyse kunnen aantonen dat hun portefeuille een ander sterftepatroon en sterftetrend heeft, mogen zij van de standaard generatie tafel afwijken.

Ten aanzien van risicomanagement vinden beide econometristen dat sommige risico’s zoals renterisico en langlevenrisico niet expliciet worden meegenomen in het toezichtkader en hiervoor zijn ook geen buffer vereisten. “Hierdoor worden instellingen niet aangemoedigd om actief aan de slag te gaan met risico reductie bij voorbeeld door hun duration mismatch te verminderen of door een langleven herverzekeringsoveenkomst af te sluiten. Enkel door risico’s expliciet te kwantificeren, kunnen er voldoende prikkels ontstaan om risico’s te mitigeren”, zegt Ketellapper

Ook op het gebied van transparantie moet er beweging komen bij de toezichthouders. In de Solvency II regelgeving is er een verplichte en openbare solvabiliteit rapportage. “Op Aruba verkrijgt iedere onder toezicht staande financiële instelling een risico inschatting op basis van solvabiliteit, liquiditeit, rentabiliteit, kwaliteit governance, riskmanagement en compliance. Maar deze risk-scores zijn niet openbaar. Uit het oogpunt van transparantie en vertrouwen menen wij dat de uitkomsten van risico scores ook beschikbaar zouden moeten worden voor een breder publiek zoals bij SII”, aldus Houben.

“Een belangrijke pré op Aruba ten opzichte van Curaçao is dat het toezicht op Aruba meer risico gebaseerd is: de basis en gedachten van risicomanagement zijn al geïmplementeerd. “Het is nu slechts een kwestie van de scope uitbreiden zodat alle materiële risico’s meegenomen worden”, vindt Ketellapper.

“Naar onze mening zou er minder gebouwd moeten worden op de actuariële verklaring voor de verantwoording van de sterftetafel. Een standaard sterftetafel waarbij ondernemingen enkel kunnen afwijken op basis van een cijfermatige data-analyse, verdient de voorkeur”, zegt Houben.

Optimistisch

Houben en Ketellapper zijn voorzichtig optimistisch over de ontwikkeling van het toezicht in Curaçao. In een reactie op wat de twee econometristen zeggen, noemt de Centrale Bank enkele keren risico gebaseerd toezicht. Daarbij doelt de toezichthouder erop dat intensiever toezicht wordt gehouden op entiteiten die naar hun oordeel als risicovol moeten worden geclassificeerd.

Men houdt ook intensiever toezicht op instellingen waarvan de omvang -dus ook de maatschappelijke schade bij faillissement- groot is.

“Maar wij hanteren een andere betekenis voor het begrip ‘risicogebaseerd toezicht'”, zegt Houben. “Wij doelen er daarbij op dat de toezichtregels, bijvoorbeeld rekenregels voor bepalen voorzieningen of solvabiliteit, zelf afhankelijk zijn van het risicoprofiel van de entiteit.”

“Ten aanzien van het punt handhaving heeft de Centrale Bank in een recente publicatie uiteengezet waarom handhaving belangrijk is en zijn ook de instrumenten expliciet benoemd. Het is nu zaak dat de Bank de strikte handhaving in praktijk brengt. Een reputatie van strenge handhaver waarbij iedereen die onder toezicht staat het niet in zijn hoofd durft te halen niet compliant te zijn is niet zomaar gevestigd”, zegt Houben.

“Er is een traject ingezet, zegt CBCS, om een Solvency II regime op maat voor een land als Curaçao te implementeren. Dat is een prima ontwikkeling. Ook hier gaat het om de zorgvuldige implementatie, al dan niet na proefberekeningen, consultatie en een eventuele overgangsperiode. Ook is nieuwe pensioenwetgeving ontwikkeld, die zich nu in het wetgevingstraject bevinden.”


Servaas Houben werkt als senior manager in de verzekeringssector. Hij studeerde econometrie in Nederland en werkte daar de eerste vier jaar van zijn carrière. Daarna werkte hij in Dublin, Londen en Curaçao. Naast actuarieel heeft Houben de kwalificaties CFA en FRM afgerond. Hij schrijft regelmatig voor zijn blog, CFA-samenvatting en actuariële tijdschriften en is lid van de Nederlandse Actuariële Maatschappij Enterprise Risk Management en Life verzekeringscommissies. 

Dr. Ronald Ketellapper studeerde econometrie in Groningen en begon zijn carrière als wetenschapper. Na zijn promotie in 1982 volgde een loopbaan in de pensioen- en verzekeringssector. Als laatste als directielid bij Guardian Group Fatum in Curaçao waar hij tot maart 2019 verantwoordelijk was voor leven-, pensioen- en ziektekostenverzekeringen. Hij is nu bestuurder van de Onderlinge van 1719, oudste onafhankelijke verzekeraar in Nederland.

Deel dit artikel