Weer en klimaat

Klimaatrisico’s en de Curaçaose financiële sector: Tijd voor actie en verantwoordelijkheid

Foto: Maiko Bouma

WILLEMSTAD – Het klimaatrisico voor financiële instellingen op Curaçao en Sint Maarten krijgt steeds meer aandacht, maar er ontbreekt nog vaak urgentie om dit om te zetten in concrete acties. Met name toezichthouder CBCS benadrukt de noodzaak voor meer kennis en een actieve aanpak binnen de financiële sector, waarbij kansen liggen in duurzaam beleggen. Hoewel schadeverzekeraars klimaatrisico’s al beter integreren in hun beleid, blijven pensioenfondsen en levensverzekeraars achter. Met actuarissen Servaas Houben en Ronald Ketellapper verkennen we de verschillende vormen van duurzaam beleggen en hoe de financiële sector hier op een positieve manier impact kan maken.

Zowel vanuit de toezichthouder als vanuit financiële instellingen zijn er risico’s verbonden aan onvoldoende beschikbare kennis en een gebrek aan urgentie: in andere landen zijn inmiddels rechtszaken tegen bedrijven aangespannen die zich onvoldoende inspannen voor het beperken van klimaatverandering. Inmiddels zijn er ook in het Caribisch gebied rechtszaken gestart. Klimaatverandering stopt daarom niet bij een (lands)grens en is een wereldwijde trend die ook een impact heeft op het Caribisch gebied.

Duurzaam beleggen

De oorsprong van sustainable investing vond zijn eerste vorm in wat bekendstaat als negative screening. “Dit houdt in dat bepaalde investeringen worden uitgesloten op basis van ethische overwegingen. Sectoren zoals de tabaksindustrie en wapenfabrikanten, in het bijzonder producenten van ethisch verwerpelijke wapens zoals clusterbommen, zijn vaak het doel van uitsluiting”, zegt Houben. “De motivatie voor uitsluiting hangt vaak af van de culturele achtergrond van de investeerder; zo is in sommige culturen het gebruik van alcohol of bepaalde vleessoorten verboden, terwijl dit in andere culturen geen probleem vormt”, aldus Ketellapper.

Een belangrijk voordeel van deze benadering, zeggen beiden, is de eenvoud. “Bedrijven of hele sectoren kunnen eenvoudigweg worden uitgesloten van een portefeuille, en het verkopen van deze investeringen brengt doorgaans weinig kosten met zich mee. Maar een mogelijk nadeel is dat de portefeuille daardoor meer geconcentreerd wordt, wat het risico op bijvoorbeeld recessies vergroot”, aldus Ketellapper.

“Als veel beleggers tegelijkertijd besluiten bepaalde sectoren uit te sluiten, kunnen de aandelenkoersen dalen, wat juist aantrekkelijk kan worden voor andere kopers met minder strenge ethische normen”. Houben verwijst naar een praktijkvoorbeeld waarbij Shell zijn olievelden in Nigeria verkocht aan bedrijven met minder strenge milieueisen, wat leidde tot een toename van CO2-uitstoot.

- tekst gaat verder onder de advertentie -
Napa

ESG, Environmental, Social, Governance

Ketellapper gaat verder in op de meer recente ontwikkeling van positieve screening, waarbij juist geïnvesteerd wordt in bedrijven die beter presteren op duurzaamheidscriteria, zoals lage CO2-uitstoot of sterke prestaties op het gebied van milieu, maatschappij en governance, ook wel bekend als ESG (Environmental, Social, Governance).

Hij merkt op dat deze aanpak vergelijkbare voordelen en nadelen heeft als negative screening. Het focussen op bedrijven die goed scoren op bepaalde benchmarks kan aantrekkelijk zijn, maar het betekent ook dat investeerders mogelijk een beperkte beleggingsmix hebben, wat opnieuw de concentratierisico’s vergroot.

Houben noemt ESG-integratie, een methode waarbij investeerders de prestaties van bedrijven beoordelen op basis van hun impact op milieu, sociale factoren en bestuur. “Hierbij worden deze drie factoren gekwantificeerd om een totaal ESG-profiel te vormen. Dit geeft een genuanceerder beeld van de investering. Een bedrijf als Tesla, bijvoorbeeld, scoort hoog op het gebied van milieu vanwege de lage uitstoot, maar minder goed op sociale en governancefactoren vanwege zorgen over arbeidsomstandigheden en managementstructuren.”

ESG-integratie biedt volgens hem de mogelijkheid om een beleggingsportefeuille samen te stellen waarbij zwakke prestaties in een bepaald domein gecompenseerd kunnen worden door sterke prestaties elders.

“Maar een nadeel is dat er vaak onvoldoende gegevens beschikbaar zijn om een volledig beeld te vormen van alle bedrijven, en het verzamelen van deze gegevens kan tijdrovend en kostbaar zijn”, vult Ketellapper aan.

Bol AlgemeenBol Algemeen

Engagement

Ketellapper wijst tenslotte op de meest proactieve vorm van duurzaam investeren: engagement. Hierbij proberen beleggers bedrijven van binnenuit te veranderen door in hun rol als aandeelhouder invloed uit te oefenen op het management. “Dit vereist meer betrokkenheid en tijd, omdat aandeelhouders actief de dialoog aangaan met bedrijven om hen aan te sporen beter te presteren op het gebied van duurzaamheid. Hoewel dit vaak op weerstand stuit, zoals in het geval van Exxon waar een actieve belegger werd aangeklaagd door het oliebedrijf, is het de enige vorm van duurzaam investeren waarbij een bedrijf daadwerkelijk van binnenuit kan veranderen.”

“Bij andere vormen van duurzaam beleggen, zo stelt Houben, komt het er vaak op neer dat investeerders simpelweg hun belangen verkopen wanneer een bedrijf niet voldoet aan hun duurzaamheidscriteria.”

Sustainable investing omvat dus een breed scala aan benaderingen, waarbij investeerders continu moeten afwegen welke methodes het beste passen bij hun ethische principes en financiële doelstellingen, terwijl ze de impact van klimaatrisico’s in acht nemen.

Data

Data speelt volgens beide actuarissen een cruciale rol in het proces van ESG-integratie. Ketellapper begint met te benadrukken dat het gebrek aan beschikbare en betrouwbare data jarenlang een obstakel vormde voor investeerders die ESG-criteria wilden opnemen in hun beleggingsstrategieën. Maar tegenwoordig is er een overvloed aan gegevens beschikbaar, wat de dynamiek van duurzaam beleggen drastisch heeft veranderd.

Houben wijst op het belang van ESG-ratings, die te vergelijken zijn met kredietratings zoals die van S&P, Moody’s en Fitch. “Bedrijven zoals Morningstar bieden nu ratings die specifiek gericht zijn op duurzaamheid en ESG-prestaties, wat investeerders helpt om inzicht te krijgen in de milieu- en maatschappelijke impact van bedrijven. Deze ratings maken het mogelijk om ESG-prestaties op een gestandaardiseerde manier te beoordelen, net zoals kredietratings de financiële gezondheid van bedrijven evalueren.”

Ketellapper vult aan dat naast ratings ook klimaatbenchmarks een belangrijke rol spelen in het huidige landschap van duurzame investeringen. “Net zoals traditionele aandelenbenchmarks, zoals de S&P 500 of de AEX, fungeren klimaatbenchmarks als maatstaven die helpen bepalen in hoeverre een beleggingsportefeuille in lijn is met bijvoorbeeld de doelstellingen van het klimaatakkoord van Parijs. Dit geeft investeerders de mogelijkheid om te zien of hun beleggingen bijdragen aan of juist afwijken van de internationale klimaatdoelstellingen.”

Houben gaat verder door de rol van de EU-taxonomie te bespreken, een hulpmiddel dat investeringen en bedrijven beoordeelt op basis van duurzaamheid. Hij legt uit dat deze taxonomie, samen met de Sustainable Finance Disclosure Regulation (SFDR), classificaties biedt die de mate van duurzaamheid van een investering meten.

“Dit zorgt voor meer transparantie en maakt het gemakkelijker voor investeerders om te begrijpen hoe ‘groen’ een bepaalde investering daadwerkelijk is. Zo zijn classificaties 8 en 9 indicatoren van de mate van duurzaamheid, en geven ze aan in hoeverre een investering voldoet aan strikte milieucriteria”, aldus Houben.

Verplicht

Het gesprek gaat verder naar de toegenomen rapportagevereisten voor bedrijven, waarin bedrijven nu verplicht zijn om hun risico’s en kansen op het gebied van ESG te kwantificeren. Ketellapper benadrukt dat deze rapporten steeds gedetailleerder en concreter worden.

“Bedrijven moeten bijvoorbeeld de uitstoot van CO2 rapporteren, en governancecriteria zoals diversiteit in de directie en het management worden steeds meer als maatstaf genomen. Dit soort gegevens helpt investeerders om een vollediger beeld te krijgen van de ESG-prestaties van bedrijven.

Houben wijst ook op de opkomst van groene Exchange Traded Funds (ETF’s), aangeboden door bedrijven zoals iShares/Blackrock en Vanguard. Deze fondsen bieden een betaalbare manier om te investeren in duurzame benchmarks, wat het voor een breder publiek toegankelijk maakt om te beleggen in lijn met ESG-principes. “Deze nieuwe groene ETF’s sluiten aan bij de groeiende vraag naar duurzame beleggingsopties”, zegt Houben.

Ketellapper sluit af door te wijzen op de rol van databases, waarin bedrijven worden beoordeeld op basis van ESG-criteria. Hoewel sommige van deze datasets openbaar zijn, vereisen anderen een abonnement. Hij benadrukt dat hoewel ESG-rapportages en datasets nog niet zo uniform zijn als bijvoorbeeld kredietbeoordelingen, er een duidelijke trend is naar meer standaardisatie en transparantie. Dit maakt het voor investeerders steeds gemakkelijker om bedrijven en investeringen op basis van ESG-prestaties met elkaar te vergelijken.

Houben en Ketellapper zijn het erover eens dat de beschikbaarheid van betrouwbare en gestandaardiseerde ESG-data een cruciale rol speelt in de verdere ontwikkeling van sustainable investing. Met deze data kunnen investeerders niet alleen verantwoorde keuzes maken, maar ook een bredere impact hebben op het bevorderen van duurzaamheid in de wereldwijde economie.

Kennis

Servaas Houben en Ronald Ketellapper constateren een groeiende kennis en expertise binnen de financiële sector op het gebied van klimaatrisico’s en duurzame investeringen. Ketellapper benadrukt dat door de toegenomen regelgeving en de grotere beschikbaarheid van ESG-data, de vraag naar gespecialiseerde kennis aanzienlijk is toegenomen.

“Dit heeft geleid tot de ontwikkeling van cursussen en opleidingen in verschillende disciplines, waardoor professionals in de financiële sector zich beter kunnen aanpassen aan de veranderende eisen op het gebied van duurzaamheid.”

Houben wijst erop dat actuariaten, zowel in de Verenigde Staten als in het Verenigd Koninkrijk, nu specifieke cursussen hebben ontwikkeld die zich richten op klimaatverandering.

“Deze cursussen zijn bedoeld om actuarissen te voorzien van de tools en kennis die nodig zijn om de financiële gevolgen van klimaatverandering te begrijpen en te modelleren. Interessant is dat de Amerikaanse cursus niet alleen gericht is op actuarissen, maar ook beschikbaar is voor professionals uit andere vakgebieden, wat de toegankelijkheid van klimaatkennis binnen de bredere financiële sector vergroot.”

Ketellapper haalt in dat kader de rol van de CFA Institute, een wereldwijd erkende organisatie voor beleggingsexpertise. “De CFA Institute heeft meerdere cursussen gecreëerd die zich richten op klimaatrisico’s en ESG-criteria. Sommige cursussen leggen de nadruk op de ESG-elementen zelf, terwijl andere zich meer richten op de manier waarop ESG-factoren de waardering van beleggingen beïnvloeden. Deze brede focus stelt beleggers in staat om een diepgaander inzicht te krijgen in hoe duurzame factoren hun portefeuilles kunnen beïnvloeden en hen beter uit te rusten om verantwoorde beslissingen te nemen.”

Houben wijst ook op de samenwerking tussen de CFA Institute en ACCA, een belangrijke speler op het gebied van rapportage en accountancy. Samen hebben zij een programma ontwikkeld dat zich richt op de ESG-rapportagevereisten, een gebied dat de afgelopen jaren steeds meer aandacht heeft gekregen.

“Dit programma helpt professionals te begrijpen hoe ze effectief kunnen rapporteren over de ESG-risico’s en kansen van bedrijven, waardoor de transparantie en betrouwbaarheid van duurzaamheidsrapporten wordt verbeterd.”

“En vergeet niet de stappen die Global Association of Risk Professionals, GARP heeft gezet op het gebied van klimaatrisicobeheer”, zegt Ketellapper. “Naast hun bekende FRM-examen hebben ze nu ook programma’s ontwikkeld die specifiek zijn gericht op het managen van klimaatrisico’s. Dit benadrukt hoe belangrijk het is dat professionals in het risicobeheer, net als in andere disciplines, vertrouwd raken met de complexiteit van klimaatgerelateerde risico’s.”

Ketellapper verwacht dat de expertise op dit gebied verder zal groeien, vooral naarmate ESG-rapportage een meer prominente rol krijgt binnen de financiële sector.

Houben voegt eraan toe dat het grootste voordeel van deze cursussen en programma’s is dat ze vaak online beschikbaar zijn. “Dit maakt ze toegankelijk voor een wereldwijd publiek, wat essentieel is in een tijd waarin duurzaamheid een mondiale prioriteit is. Dankzij de online beschikbaarheid kunnen professionals over de hele wereld, ongeacht hun locatie, toegang krijgen tot de meest actuele kennis en vaardigheden om ESG-uitdagingen effectief aan te pakken.”

Belijden

In de discussie over duurzame investeringen benadrukken Servaas Houben en Ronald Ketellapper het belang van actie, waarbij ze instemmen met de visie van de Centrale Bank van Curaçao en Sint Maarten (CBCS).

“Ze zijn van mening dat ook financiële instellingen op Curaçao hun beleggingsbeleid moeten richten op investeringen die een positieve impact hebben op het klimaat. Met voldoende beschikbare data, regelgeving en toegang tot kennis, zijn er genoeg mogelijkheden om hiermee aan de slag te gaan.”

Ketellapper benadrukt dat, net als in andere delen van de wereld, de centrale bank en toezichthouders een leidende rol spelen in het in gang zetten van deze transitie. “Het is van essentieel belang dat financiële instellingen bewust worden van klimaatrisico’s en actiever bijdragen aan duurzaamheid.”

Houben stelt dat rapportage een krachtig instrument kan zijn om dit bewustzijn te vergroten. Hij suggereert dat financiële instellingen verplicht zouden moeten worden om naast hun standaard financiële rapportages, zoals de ‘financial highlights’ in de krant, ook openbaar verslag te doen van de stappen die zij ondernemen om een positieve bijdrage te leveren op het gebied van ESG.

“Dit kan gepaard gaan met meer gedetailleerde rapportages aan de centrale bank, waarin financiële instellingen moeten specificeren welke van hun beleggingen als ‘groen’ kunnen worden aangemerkt en hoe zij presteren op andere ESG-criteria, zoals CO2-uitstoot en diversiteit binnen het bedrijf.”

Ketellapper vult aan dat het beleggingsbeleid zelf ook nadrukkelijker op klimaatrisico’s kan worden afgestemd. Hij stelt voor dat de centrale bank klimaatrisico’s expliciet maakt door middel van stresstests, waardoor financiële instellingen een beter beeld krijgen van de mogelijke impact van klimaatverandering op hun portefeuilles.

“Daarnaast zouden positieve prikkels, zoals het verlagen van bepaalde kapitaalvereisten of solvabiliteitseisen, kunnen worden ingevoerd voor instellingen die hun groene investeringen vergroten. Hij suggereert ook dat de centrale bank de bestaande 60-40 regel – die bepaalt dat zestig procent van de beleggingen lokaal moet zijn – zou kunnen versoepelen wanneer instellingen investeren in klimaatvriendelijke projecten buiten Curaçao en Sint Maarten.”

Houben voegt eraan toe dat kennis en opleiding een cruciale rol spelen in het bevorderen van duurzame investeringen. “De toezichthouder zou bijvoorbeeld bestuurders van financiële instellingen kunnen verplichten om cursussen te volgen over klimaatrisico’s en duurzame investeringen.”

Deze cursussen zouden wat hem betreft niet vrijblijvend moeten zijn, maar afgesloten worden met een examen dat bestuurders verplicht succesvol moeten afronden, zodat hun kennis op het gebied van ESG en klimaatrisico’s gewaarborgd is.

Beide actuarissen erkennen dat er verschillende redenen kunnen zijn waarom financiële instellingen of toezichthouders aarzelen om het voortouw te nemen in de klimaattransitie.

“Angst voor verlies van beleggingsrendement, zorgen over het afwijzen van klanten, of simpelweg vastklampen aan de status quo zijn mogelijke obstakels”, zegt Houben.

“Maar,” zo vraagt Ketellapper zich af: “als financiële instellingen niet het verschil durven maken, wie zal het dan wel doen? Hij haalt de woorden van Hillel the Elder aan om hun punt kracht bij te zetten: “If not now, then when? If not you, then who?”


Servaas Houben werkt als senior manager in de verzekeringssector. Hij studeerde econometrie in Nederland en werkte daar de eerste vier jaar van zijn carrière. Daarna werkte hij in Dublin, Londen en Curaçao. Naast actuarieel heeft Houben de kwalificaties CFA en FRM afgerond. Hij schrijft regelmatig voor zijn blog, CFA-samenvatting en actuariële tijdschriften en is lid van de Nederlandse Actuariële Maatschappij Enterprise Risk Management en Life verzekeringscommissies. 

Dr. Ronald Ketellapper studeerde econometrie in Groningen en begon zijn carrière als wetenschapper. Na zijn promotie in 1982 volgde een loopbaan in de pensioen- en verzekeringssector. Als laatste als directielid bij Guardian Group Fatum in Curaçao waar hij tot maart 2019 verantwoordelijk was voor leven-, pensioen- en ziektekostenverzekeringen. Hij is nu bestuurder van de Onderlinge van 1719, oudste onafhankelijke verzekeraar in Nederland.

Deel dit artikel